
 
        
         
		reeds  in  1843  het  voornemen  op,  om  den  afstand  van  het  eilaud  
 Laboean,  aan  den  mond  der  rivier  van  Broenei,  en  het  monopolie  
 van  den  koolharidel  voor  Groot-Brittanje  te  verwerven  1).  Na  eenige  
 aarzeling  werd  Brooke  in  1845  tot  agent  van  het  Britsche  Gouver-  
 nement  benoemd  2) ,  en  nOg  in  datzelfde  jaar  werd,  onder  zijne  
 leiding,  door  den  admiraal  Sir  Thomas  Cochrane  een  togt  ondeino-  
 men  tegen  de  roovers  in  de  baai  van  Maloedoe,  die  tot  de  Ila-  
 nons  behooren,  en  huniie  Vestiging  vernield  3).  In  het  volgende  
 jaar  ma&kten  de  misdrijven  van  den  Sultan  van  Broenei,  die  steeds  
 heimelijk  den  zeeroof  begunstigd  had,  en  n u ,  na  de  voornaamsle  
 voorstanders  van  den  Britscbeh  invloed  en  den  eerlijken  handel  te  
 hebben  doen  vermoorden,  openlijk  tegen  de  Engelschen  partij  had  
 gekozen,  eene  tuchtiging  vah  dien  vorst  noodzakelijk  4).  Den  8slen  
 Julij  1846  vertoohde  zich  admiraal  Cochrane  met  eene  aanzienlijke  
 zeemagt op de rivier  van  Broenei ,  vernielde  deS  Sultans  verdedigings-  
 werken  en  maaktezich  van  zijne  hoofdstad  meester,  waarop kapitein  
 Mundy de verschillende  rooversbesten  in  den  omtrek met  een deel van  
 het eskader ging  bestoken.  Radja  Brooke,  naar Broenei  overgekotnen,  
 om  de  polietieke  aangelegenheden  van  dien  staat  te  regelen,  herstelde  
 den  voortvlugtigen  Sultan,  op  zijne  nederige  heden  en  beloften  van  
 beter gedrag,  op den troon,  doch  schier te gelijker tijd ontving kapitein  
 Mundy  last,  om  van  het  reeds  voor  lang  aan  Engeland  toegezegde  
 Laboean  bezit  te  nemen,  hetgeen  deze  officier  tot  stand  bragt,  na  op  
 den  18aeB  December een  contract  met  den  Sultan  te hebben  gesloten,  
 waarbij  dit  eiland  in  voile  soevereiniteit  aan  de  Koningin  van Groot-  
 Brittanje  en  Ierland  en  hare  erven  werd  afgestaan.  Den  24sten  December  
 werd  in  naam Harer  Majesteit  van  Laboean  plegtig  bezit  ge-  
 nomen,  en  alzoo  aan  het  onmetelijk  koloniaal  rijk  van  Groot-Brittanje  
 een  vast  punt  in  de  Chinesche  zee  en  eene  stapelplaats  voor 
 *)  St.  John,  I I ,  p.  2 7 8 ,  Mundy,  I ,   p.  3 3 8 ,  3 3 9 ,  Gregory  B .,  bl.  
 7 5 ,  76. 
 !)  St. John,  I I ,  p.  294,  Mundy,  I I ,   p.  3—7,  Gregory  B .,  bl.  76. 
 3)  St.  John,  I I ,  p.  296,  Mundy,  I I ,  p.  3 2 ,  37. 
 *)  Belcher,  I I ,  p.  159— 165,  Mundy,  I I ,   p'.  8 7 —9 1 ,  p.  129— 137,  
 St.  John,  I I ,  p.  298. 
 den  handel  met  Borneo  toegevoegd  a).  Een  nader  contract  tusschen  
 Sir  James  Brooke,  namens  Hare  Britsche  Majesteit,  en  den  Sultan  
 van  Broenei,  kwam  den  27sten  Mei  1847  tot  stand  2).  Bij  het  
 tiende  artikel  van  dit  staatsstuk  verbindt  zieh  de  S u ltan ,  om  gee-  
 nen  afstand  van  grondgebied  in  eenig  deel  der  aan  zijn  gezag  on-  
 derworpen  landen  aan  eenige  natie  of  hare  onderdanen  te  doen,  
 zonder  de  toestemming  van  Hare  Britsche  Majesteit  3). 
 Het  is  mij  niet  mogelijk  geweest,  zonder  geheel  buiten  mijn  
 bestek  te  treden,  deze  gewigtige  gebeurtenissen  meer  dan  vlugtig  
 aan  te  stippen;  nog  te  meer  zie  ik  mij  verpligt  mij  te  onthouden  
 van  ze  te beoordeelen.  Dat  de  vestiging  van de Engelschen op Borneo,  
 wanneer  zij  hunnen  invloed  aan  de  eene,  en  de  Nederlanders  hun  
 gezag  aan  de  andere  zijde  uitbreiden,  noodwendig  tot  botsingen  
 leiden  moet,  en  alzoo  op  nieuw  den  treurigen  staat  van  zaken  zal  
 doen  geboren  worden,  dien  men  door  het  traktaat  van  1824  zoo  
 gelukkig  was  te  boven  gekomen,  is  onmiskenbaar.  Ik  loochen  dus  
 n ie t,  dat  in  zoo  verre  tegen  den  geest  van  dat  traktaat  is  gehandeld ;  
 maar  ik  moet  evenzeer  mij ne  overtuiging  iiitspreken,  dat  door  de  
 nederzetting  der  Engelschen  op  Laboean  en  de  vestiging  van  hunnen  
 invloed  op  Borneo’s  Noord-westkust  geene  uildrukkelijke  bepa-  
 ling  van  het  traktaat  geschonden  is  4).  James  Brooke  is  ten  on-  
 zent  zelden  regtvaardig  beoordeeld,  en  het  gevoel  van  het  ons  ook  
 door  zijne  medewerking  aangedaan  ongelijk  heeft  onze  oogen  ver-  
 blind  voor  zijne  uitstekende  talen ten  en  zijne  grootsçhe  bedoelingen.  
 Het  eervol  onthaal,  hem  bij  zijnbezoekin  Engeland  in  het  laatstvan  
 1847  ten  deel  gevallen,  de hem  opgedragen  post  van  Gouverneur van  
 Laboean en Consul-generaal  bij  de onafhankelijke  hoofden  van Borneo,  
 en  de  ridderlijke waardigheid,  hem  als een  blijk  der goedkeuring  zij- 
 ’)  St. John,  I I ,   p.  298— 300,  Mundy,  I I ,  p.  139— 1 7 5 ,  p.  283— 307. 
 s)  Mundy,  I I ,  p.  3 5 7 * 3 5 9 ,  T.  v.  N.  I.,  1 849,  I ,   bl.  2 3 9 ,  waar  ver-  
 kecrdelijk  29  Mei  1848  als  datum  van  dit  contract  is  opgegeven. 
 3)  Zie  dit  contract  in  de  Indiër  voor  1 8 5 0 ,  n°.  1 6 ,  bl.  3. 
 Vergelijk  over  deze  vraag  het  opstel:  Quelques  considerations  et  
 souvenirs  historiques  à  l’occasion  de  la  prise  de  possession  de  Labrean  
 par  les  Anglais,  in  den  Moniteur  der  Indes,  1846—4 7 ,  p.  295—318.