EERSTE HOOFDSTUK.
Duisterheid van Borneo’s vroegste geschiedenis. — Oorsprong der vrocgsto
bcvolking. — De stammen der Dajaks en hunne verscheidenheid. — Pogingen
to t classifioatie van de Dajaks der Wester afdecling. — 1 1 1 legende
aangaande den oorsprong der Dajaks. — Oude grafheuvels en nrnen.
Sporen der Hindoes op Borneo. — Gemis van letterschrift bij de Dajaks. —
Karakter hunner overleveringen. — Historische ovcrleveringen der Dajaks.
De vroegste geschiedenis van Borneo’s Westkust schuilt geheel
in het duister. Dit heeft zeker niets bevreemdends , daar hetzelfde
schier van alle landen kan gezegd worden. » Er is zelfs geen
land, zegt naar waarheid een kundig schrijver over ethnologie,
» waarvan men ook maar zou kunnen verzekeren , dat zijne tegen-
woordige of eenige voorafgaande bekende bevolking de vroegste
was. In de meeste gewesten vindt men overbiijfselen of overleveringen
van vroegere rassen, die de tegenwoordige bewoners als
onderscheiden van hun eigen beschöuwen. Bij alle onbeschaafde
volken wordt het verledene spoedig duister en verward ; het wordt
nu eens zeer overdreven, en geraakt dan weêr geheel in vergetel-
heid. Het schijnt daarom een hopelooze poging, te willen bewijzen
dat eenige stam de eerste was, die zieh in eenig gegeven gewest
heeft neérgezet 1)”.
Het is bekend dat vele schrijvers van oordeel zijn, dat de oud-
ste bewoners van den Indischen Archipel zouden bestaan hebben
uit dien stam van negers, de zoogenaamde negrito’s , waartoe de
Papoea’s , de bewoners van Nieuw-Guinea, behooren. Op Borneo
heeft men echter, volgens den heer van Lijnden, geene sporen
van hen gevonden. Hij drukt er op, dat reeds onze oudste berig-
Ind? A reif " 18 5 o' ^ p° ' *288 ^ * ^ r n . of the