
 
        
         
		vernement  om ,  bij  gebrek  aan  genoegzame  controle.  Bovendien  
 bleek  de  Staat  der  markt  voor  dit  artikel  niet  günstig.  Men  be-  
 proefde  verkoopingen  op  Java  voor  Gouvernements-rekening  en  zelfs  
 den  verkoop  van  den  ruwen  steen  in  Nederland;  doch  alles  zonder  
 voldoende  nitkomst  *),  hetgeen  te  meer  bevreemding  wekken  moet,  
 daar  Raffles  verzekert,  dat,  terwijl  Java  in  het  bezit  der  Engel-  
 schen  was,  ruwe'  diamanten  van  Borneo  naar  Engeland  gezonden  
 werden,  en  dat  d it,  zelfs  bij  een  ongunstigen  staat  der  m a rk t,  
 eene  voordeelige  remise  bleek  te  zijn  2).  Ten  gevolge  der  siechte  
 nitkomst  is  in  1829  het  Indisch  bestnur  gelast  geworden,  geene  
 diamanten  meer  voor  Gouvernements-rekening  naar  Nederland  te  
 zenden  *).  Inmiddels  was  reeds  in  1827  onze  post  te  Landak  als  
 bezuinigingsmaatregel  ingetrokken,  en  het  bestuur  over  het  rijk  
 en  de  mijnen  aan  den  Panembahan  terug  gegeven,  —  Zeker  het  
 meest  afdoende  bewijs,  dat  de  voordeelen ,  die  men  zieh  had  voor-  
 gespiegeld,  niet  verwezenlijkt  waren.  Wel  werd  in  1831  het  ge-  
 zag  weder  aan  dien  Vorst  ontnomen  en  aan  een  inlandsch  hoofd,  
 als  gezaghebber  namens  het  Gouvernement,  opgedragen,  terwijl  
 hem  een  post  van  20  Soldaten  toegevoegd,  de  overeenkomst  van  
 1823  betreffende  de  diamanten,  behoudens  de  vereisebte  wijzi-  
 gingen,  weder  in  werking  gebragt,  en  een  taxateur  op  een  trakte-  
 ment  van  f   40  ’s  maands  benoemd  werd;  doch  ook  deze  nieuwe  
 regeling  hield  siechts  körten  tijd  stand.  Reeds  bij  publicatie  van  9  
 December  1833  werd  de  diamant-handel  weder  vrij  gesteld,  en  bij  
 resolutie  van  24  December  1835  werd  de,  reeds  door  de  militaire  
 organisatie  der  Westkust  van  1833  gevorderde  intrekking  van  den  
 post  te  Landak  definitief  bevolen  4). 
 Omtrent  den  tegenwoordigen  toestand  der  mijnen  en  van  den  
 mijnarbeid  kan  ik  slechts  weinig  berigten.  Alle  bemoeijing  van  
 het  gouvernement  met  de  diamant-graverij  schijnt  geheel  te  hebben  
 opgehouden,  zoodat  zij  thans  weder  op  de  oude  wijze,  onder  ver-  
 gunning  tegen  zekere  opbrengsten,-  of regtstreeks  voor  rekening  van  
 den  Vorst  plaats  heeft.  De  arbeid  van  Chinezen  wordt  thans  in  
 dezen  tak  van  industrie  in  het  geheel  niet  meer  gebezigd,  gelijk  
 reeds  uit  de  vroegere  opgaven  omtrent  de  bevolking  van  verschil- 
 J)  Rapport  der  Staats-commissie,  t.  a.  p. 
 *)  T.  a.  p. 
 ’)  Rapport  der  Staats-commissie,  t.  a.  p. 
 *)  Off.  Stukk. HS., bl.  155,  174,  1 8 0 ,1 8 1 ,  191-193,  340, Francis,  bl. 31. 
 lenden  landaard  in  Landak  is  op  te  merken.  Ook  zegt  de  heer  
 van  Lijnden  uitdrukkelijk:  »diamanten  worden  niet  door  Chinezen,  
 maar  dpor  Dajaks  en  soms  door  Maleijers  gezöcht,”  Dezelfde  schrij-,  
 ver  voegt  er  bij:  »de  uitkomsten  van  dezen  tak  van  nijverheid  zijn  
 even  wisselvallig  als  ¡het  spei.  De  laatst  (in  1836)  overleden  waar-  
 nemende  Panembahan  van  Landak  heeft  jaren  lang  diamanten  doen  
 graven  te  Djamboe  en  goede  zaken  gemaakt;  maar  de  meeste  andere  
 vorsten,  die  diamanten  doen  graven,  hebben  er  bij  verloren,  
 altfrans  niet  gewonnen”  x).  Dit  neemt  echter  niet  weg,  dat  nog  
 altijd  de  diamant-graverij  voor  een  groot  deel  der  bevolking  van  
 Landak  het  voprname  middel  van  bestaan  is ,  terwijl  zij  den  land-  
 bouw  op  schromelijke  wijze  verwaarloost  2). 
 Van  de  waarde  aan  diamanten,  die  thans  nog  jaarlijks  van  Borneo’s  
 Westkust  wordt  uitgevoerd,  is  het  cijfer,  bij  gebrek  aan  de  
 noodige  gegevens,  niet  te  bepalen.  In  de  eerste  plaats  zijn  in  de  
 opgaven,  die  tot  grondslag  zouden  kunnen  dienen,  die  van  de  Zuid-  
 oost-  en  Westkust,  niet  afzonderlijk  opgegeven,  zoodat  wij  alleen  
 over  den  uitvoer  van  diamanten  uit  Borneo  in  het  algemeen  kunnen  
 spreken.  Maar  dan  nog  zijn  die  opgaven  niet  voüedig.  Alleen  
 het  cijfer  der  waarde,  die  op  Java  en  Madura  uit  Borneo  wordt  
 ingevoerd,  is  uit  de  handels-verslagen  over  eenige  jaren naauwkeurig 
 bekend,  gelijk  het  hieronder  wordt  medegedeeld 3)- 
 In  1836 5473  karaten voor f   110,601. 
 »  1837 5245  » » -  97,140. 
 »  1838 5947  » » -  117,550. 
 »  1839 3484  » » -  92,552. 
 »  1840 1891  » » -  62,410. 
 »  1841 2122  » n -  56,520. 
 »  1842 3980  » » -  80,875. 
 •  1843 1315  » » -  33,900. 
 »  1844 onbekend » -  46,450. 
 »  1845 id. » -  60,825. 
 »  1846 id. » -  128,450. 
 »  1847 id. » -‘  96,210. 
 »  1848 id. it -  67,200. 
 ’)  Van  Lijnden  N.  T . ,  bl.  6 1 6 ,  617. 
 *)  Thomson,  p.  122. 
 s)  Ontleend  uit  het  meermalen  aangehaald  Rapport  der  Staats-commissie  
 ,  bl.  1 0 1 .