
 
        
         
		vestiging  aan  de schoone Sandakan-baai  te  beproeven1).  ’t Komt mij  
 niet  zeer  waarschijnlijk  voor  dat  Engeland,  ’t  welk  eenmaal  den  af-  
 stand dezer gewesten  van  den Sultan  van Soeloe  verwierf,  en zieh door  
 het traktaat  van  1824  geenszins  van  het  bezit  van  grondgebied  op  
 Borneo  acht  buitengesloten,  dit  lijdelijk  zou  hebben aangezien.  Thans  
 evenwel  kwam  de  wederstand  tegen  onze  terdere  bemoeijingen met  
 Soeloe  van  eene  andere  zij de.  De  Gouverneur-Generaal  der  Philippijnsche  
 eilanden  leverde  bij  de  Nederlandsch-Indische  regerihg  een  
 vertoog  in ,  ten  doel  hebbende  om  de  regten,  die  Spanje  op  de  
 Soeloe-eilanden  beweert  te  bezitten,  ongeschonden  te  handhaven.  De  
 Indische  regering  meende  onder  die  omstandigheden  niet  geregtigd  
 te  zijn,  zonder  de  goedkeuring van  het  Opperbestuur  in  Nederland,  
 tot  eene  tweede  expeditie  over  te  gaan,  en  hieruit  volgde  eene  cor-  
 respondentie,  die,  ook  ten  gevolge  van  een meer  bepaald  protest  van  
 het  koloniaal  bestuur  te  Manilla,  tot  het  besluit  leidde,  om  van  
 de  nadere  expeditie  af  te  zien  2).  De  naijver  van  Spanje  wedrhield  
 echter  Sir James Brooke niet,  om  vriendschappelijke betrekkingen met  
 Soeloe  aan  te  knoopen.  Hij  bragt  zelfs  in  1849  een  handelsverdrag  
 met  den  Sultan  tot  stan d ,  en  hoopte  hem  door  zijn  invloed  tot  
 krachtige  medewerking  in  het  onderdrukken  van  den  zeeroof te bewegen. 
   Met  leedwezen  zagen  daarom  de  Britten de  krachtige  maatre*  
 gelen  in  1850  en  1851  door  de  Spanjaarden  tegen  den  Sultan  van  
 Soeloe  genomen,  welke  ongelukkige  vorst,  zooals men zieh uitdrukte,  
 de handelsjaloezij  moest  misgelden,  door  de  verdragen  met  Engeland  
 bij  de  Spanjaarden  gewekt  3).  ’t  Schijnt  mij  intusschen  even  on-  
 gerijmd  de  zeerooverijen  der  Soeloe-eilanders  als  die  van  de  Dajaks  
 van  Seribas  en  Sekarran  te  willen  ontkennen.  Mogelijk  blijft  het  
 zeker,  dat  het  den  Sultan  minder  aan  den  wil,  dan  aan  het.vermögen  
 haperde, om  de  rooverijen  zijner  onderdanen  te  beletten; inaar  
 een  onvermogen,  dat  zulke  schromelijke  gevolgen  heeft,  kan  hun,  
 die  daarvan het slagtoffer z ijn ,  geen reden geven  tot lijdelijk toezien 4). 
 A  T.  v. N. I .,  1 8 4 9 ,1,  bl.  82, 8 3 ,1 0 1— 103, 240, 241, Rochussen, bl.  63. 
 *)  Rochussen  ,  bl.  6 3 ,  64. 
 8)  Keppell  M.,  I ,   p.  5 8 ,  147. 
 *)  Vgl.  een  artikel  in  de  Indier  voor  1 8 5 3 ,  n°.  1 8 ,  getiteld:  Dejongste  
 gebeurtenissen  in  den  Soeloe-archipel. 
 Reeds  in  1848  hadden  de  Spanjaarden  het  eiland  Balangini,  ten  
 Oosten  van  Soeloe,  de  woonplaats  der  meest  geduchte  roovers  dezer  
 wateren,  aangevallen  en  geheel  verwoest,  en  daarop  getracht  met  
 den  Sultan  van  Soeloe  een  contract  aan  te  gaan,  waarbij  hij  zieh  
 tot  wering  van  den  zeeroof  verbond.  Toen  echter  deze  vorst  de  
 onderhandelingen  op  de  iange  baan  schoof;  toen  ook  de  in  1850  
 gevolgde  verwoesting  der  eilanden Bogotoewan  en  Belaoen  den  Sultan  
 niet  tot  een  eindverdrag  kon  bewegen,  waarbij  hij  zieh  voor  elken,  
 door  zijne  onderdanen  gepleegden  roof aansprakelijk  stelde,  en  eene  
 Spaansche  bezetting  in  zijne  hoofdstad  toeliet;  toen  zelfs  de  Spaan«  
 sche  gezanten  door  een  Woesten  hoop  waren  overvallen  en  mishan-  
 deld,  en  slechts  met  moeite  door  eenige  Datoe’s  gered ;  —  toen  
 besloot  het  Spaansche  bestuur  tot  eene  magtsontwikkeling,  gelijk  
 het  nog  nimmer  in  deze  wateren  had  ten  toon  gespreid,  en  meer  
 dan  60  zeilen,  met  eene  landingsdivisie  van  omstreeks  6000  man;  
 versehenen  in  Februarij  1851  voor  Soeloe,  om  geduchte  wraak  te  
 oefenen.  Na  een  hardnekkigen  tegenstand  werd  de  stad  den  27atea  
 veroverd  en  met  al  hare  forten  en vaartuigen  aan de vlammen  over-  
 geleverd.  Eenige  honderden  slaven  werden  verlost;  maar  de  Sultan  
 ontkwam  met  de  zijnen  door  eene  overhaaste  vlugt  naar  de  
 binnenlanden,  waar  het  ondoenlijk  was  hem  te  vervolgen.  De  
 kleinere  vaartuigen  der  vloot  verspreidden  zieh  daarop,  om  alle roo-  
 versnesten  in  den  ganschen  Soeloe-archipel  te  vernielen 1).  Met  den  
 Sultan  werden  inmiddels  onderhandelingen  geopend,  die  eindelijk  
 tot  eene  overeenkomst  leidden,  waarbij  hij  zieh  leenman  der  Spaansche  
 kroon  erkende  en  verklaarde  genoegen  te  nemen,  dat  voortaan  
 Soeloe  met  zijne  onderhoorigheden  als  een  deel  van  de  Spaansche  
 bezittingen  zou  beschouwd  worden.  Tevens  heeft  Spanje  zieh  zoo-  
 veel  mogelijk  van  den  handel  der  Soeloe-eilanden  verzekerd,  door  
 aanmerkelijke  begunstigingen  boven  andere  natiën  te  bedingen,  en  
 te  Singapoera  betreurde  men  het  ze er,  dat  het  handelsverdrag,  
 door  Sir  James  Brooke  met  Soeloe  gesloten,  niet  vóór  den  aanval 
 *)  Brumund,  Indiana,  I ,   bl.  145—1 5 1 ,  Keppell  M.,  I ,   p.  5 8 ,  Indiër  
 voor  1 8 5 1 ,  n“.  4 8 ,  5 5 ,  5 9 ,  7 2 ,  74.