
 
        
         
		met  verzoek  om  de  roovers  te  vatten  en  de  gestolen  goederen  voor  
 de  wettige  eigenaars  aan  te  houden.  Geen  antwoord  ontvangende,  
 wendde  hij  zieh  tot  den  Suiten  zelven  ,  die  er  openlijk  voor  uit  
 kwam,  dat  de  Ilanons  zijne  bondgenooten  waren,  en  het  verzoek  
 van  den  Britschen  agent  zonder  omwegen  afsloeg.  Een  ander  schip,  
 de  Commerce,  kapitein  Chapman,  viel  omstreeks  denzelfden  tijd  x)  
 in  handen  van  den  Radja  van  Serawak,  een  bloedverwant  van  den  
 Sultan  van  Sambas,  en  die  mede  tot  de  roovers  van  die  plaats  
 in  betrekking  stond.  Dit  schip  wa s,  ten  gevolge  van  het  verlies  
 van  zijn  ro e r,  op  een  der  kleine  eilanden  nabij  de  kust  vastge-  
 raakt,  en  werd  daarop  door  de  roovers  overvallen,  die  zieh  van  
 de  lading  meester  maakten,  den  tweeden  stuurman  Hopkins,  die  
 bij  afwezigheid  van  den  kapitein  het  gezag  voerde,  om  het  le-  
 ven  bragten,  het  overige  scheepsvolk,  ten  getale  van  45  man,  
 als  slaven  naar  Broenei  zonden,  en  het  schip,  na  het  vooraf,  doch  
 zonder  vrucht,  aan  den  Sultan  van  Pontianak  ten  verkoop  te  heb-  
 ben  aangeboden,  aan  de  vlammen  prijs  gaven.  Pangeran  Anom  
 had  te  Sambas  onder  zijn  onmiddellijk  bevel  vier  Europeesch  ge-  
 tuigde  schepen  en  eene  groote  hoeveelheid  praauwen,  met  welke  
 hij  telken  reize  de  rivier  uitliep,  plunderende  alles  wat  hem  voor-  
 kwam.  In  Maart  1811  greep  hij  twee  Chinesche  jonken  aan,  die  
 voor  de  bank  aan  den  ingang  der  rivier  van  Pontianak  lagen,  en  
 sleepte  de  eene  met  hare  kostbare  lading  in  zegepraal  weg,  terwijl  
 de  andere  door  de  gewapende  praauwen  van  Sultan  Kasim,  die  tot  
 ontzet  kwamen  opdagen,  met  moeite  verlost  werd.  In  dit  en  het  
 vorige  jaar  stroopten  de  roovers  van  Sambas  tot  voor  den  mond  der  
 rivier  van  Banjer-massin,  en  meermalen  zonden  zij  eene  uitdaging  
 aan  den Sultan  van  Pontianak,  onder  verklaring,  dat  zij  niet  slechts  
 alle  Chinesche  jonken,  maar  ook  alle  Engelsche  schepen  zouden  
 wegkapen,  die  zij  konden  meester  worden  2). 
 Men  zou  verwacht  hebben,  dat  de  verovering  van  Java,  die  En-  
 geland  de  oppermagt  in  den  ganschen  Indischen  Archipel  had  ver-  
 worven,  aan  Pangeran  Anom  en  de  met  hem  verbondene  roovers  
 eenig  meerder  ontzag  voor  de  Engelsche  wapenen  zou  hebben  inge-  
 boezemd.  Het  tegendeel  had  plaats  en  nimmer  waren  de  kusten  van 
 ’)  En  dus  niet  in  1 8 0 6 ,  zoo  als'  Hunt-  schrijft,  B . ,  p.  X L V I I I ,  en  
 door  Logan,  p.  5 1 2 ,  St.  John,  I I ,   p.  1 4 6 ,  en  ook  door  mij  Inleiding,  
 bl.  L V I,  daaruit  is  afgeschreven.  
 s)   Baffles,  bl.  46—48. 
 Java  aan  stouter  rooverijen  blootgesteld  dan  in  1812,  niettegen-  
 staande  de Wellington  en  Modest  de  eer  der  Britsche  vlag  in  ont-  
 moetingen  met  de  roovers  schitterend  handhaafden *).  Men  ontving  
 berigt  dat  het  Engelsche  schip  Coromandel,  op  een  der  Karimata-  
 eilanden  gestrand,  door  Pangeran  Anom  afgeloopen,  geplunderd  en  
 in  brand  gestoken  was.  Omstreeks  denzelfden  tijd  was  een  Portu-  
 geesch  schip  van Macao,  welks  kapitein  of carga  aan  wal  was,  door  
 hem  overvallen  en  naar  Sambas  gevoerd.  De  vrouw  van  kapitein  
 Ross  en  hare  zonen  zuchtten  nog  steeds  te  Sambas  in  slavernij,  
 en  van  negen  Europesche  gevangenen  van  het  schip  Hecate,  die  de  
 Pangeran  had  in  handen  gekregen,  werden  twee  vermoord,  en vijf  
 op  barbaarsche  wijze  verminkt,  terwijl  de  twee  overige  ontsnap-  
 ten  2).  Het  werd  tijd ,  dat  een  krachtige  maatregel  een  einde  kwam  
 maken  aan  deze  geweldenarijen.  Daarbij  verzuimde  Sultan  Kasim  
 geenszins,  het  Engelsche  gouvernement  tegen  zijnen  vijand  op  te  
 zetten.  Sommige  schrijvers  beweren,  dat  deze  Vorst  zelf  een  aan-  
 deel  had  verkregeri  in  den  buit  van  de  Coromandel  3) ,  terwijl  anderen  
 het  doen voorkomen,  als  of  enkel  de  voorstellingen  van  Sultan  
 Kasim  bij  het  Engelsch  gouvernement  de  oorzaak  waren  van  de  
 tuchtiging,  straks  daarna  aan  Sambas  wedervaren  4).  Zoo  wij  de  
 sedert  lang  bestaande  vijandschap  tusschen  den  Sultan  van  Pontianak  
 en  Pangeran  Anom  in  aanmerking  nemen,  zal  ons  de  eerste  
 beschuldiging  niet  zeer  waarschijnlijk  voorkomen;  en  de  hoon  door  
 laatstgemelden  aan  de  Britsche  vlag  herhaaldelijk  aangedaan,  le-  
 verde  zeker  grond  genoeg  op  voor  eene  geduchte  strafoefening,  ook  
 zonder  dat  het  Britsch  bestuur  door  Sultan  Kasim  daartoe  werd  
 aangezet. 
 Nadat  aan  kapitein  Bowen,  den  oüdsten  officier  der  Britsche  zee-  
 magt  te  Batavia  gestationneerd,  berigt  was  gegeven  van  het  ge-  
 beurde  met  de  Coromandel,  gaf  deze  zijn  voornemen  te  kennen  
 om  dadelijk  Sambas  aan  te  tasten,  doch  vroeg,  daar  de  bemanning  
 der  schepen  niet  voltallig  was,  aan  Generaal  Gillespie,  Kommandant  
 der  troepen,  een  hondertal  manschappen  om  als  zeesoldaten  
 te  dienen.  Generaal  Gillespie  leverde  krachtige  vertoogen  in  tegen 
 *)  Cornets  de  Groot,  p.  163. 
 ä)  Hunt  B . ,  p.  X L IX ,  Baffles,  p.  1 9 8 ,  Cornets  de  Groot,  p.  1 6 3 ,  
 G.  Muller,  bl.  216.  Bloem  H S .,  bl.  1 8 ,  stelt  het  gebeurde  met  het  Por-  
 tugesehe  schip  in  1813,  dus  na  de  eerste  Engelsche  expeditie. 
 s)  G.  Malier,  bl.  216. 
 *)  Hartmann  HS,  I ,   bl.  11.