
 
        
         
		IV I N L E I D  IN O. 
 het  eene  lenkte  van  ongeveer  230  u re n ,  en  eene  afwisselende  
 breedte,  die  tot  oratrent  200  uren  stijgt.  Minder  dan  eenig  ander  
 eiland  van  den  Indischen  Archipel  in  de  lengte  uitgerekt  of  door  
 diepe  inhammen  der  zee  afgebroken,  heeft  het  in  verhouding  tot  
 zijnen  omvang  eene  veel  mindere  uitgestrektheid  kust,  dan  Java,  
 Sumatra  en  Celebes,  en  ofschoon  dit  nadeel  grootendeels  door  zyne  
 schoone  rivieren  wordt  opgewogen,  is  het  daardoor  minder  günstig  
 voor  de  zeevaart  ,en  den  afvoer  zijner  produkten  gesteld,  en  bevat  
 het  uitgestrekte  hinnenlanden,  die  nog  grootendeels  onbekend  en  
 slechts  voor  den  koensten  ondernemingsgeest  toegankelyk  zijn. 
 Ofschoon  de  evennachtslijn  dit  eiland  in  eene  noordelijke  en  zui-  
 delijke  helft,  van  welke  de  eerste  de  grootste  is ,  verdeelt,  is  er  
 het  klimaat  over  het  geheel  niet  drukkend  eh  aan  de  Noordkust  
 zelfs  gematigd  0   noemen,  en  voor  hen  die  niet  genoodzaakt  zijn  
 zieh  veel  bloot  te  stellen,  is  het  over  hetalgemeen  gezond.  Ik spreek  
 niet  van  enkele  streken,  die  zieh,  gelijk  het  Landaksche,  ten  aan-  
 zien  van  den  invloed  op  de  gezondheid min günstig onderscheiden, —  
 maar  zelfs  op  den  breeden  gordel  van  alluvialen  en  daardoor  lagen  
 en  moerassigen  grond,  die  met  uitzondering  van  een  gedeelte  der  
 Noord-  en  Oostkust  het  gansche  eiland  omgeeft,  en  zieh  op  som-  
 rnige  plaatsen  meer  dan  50  uren  landwaarts  in  uitstrekt,  is  delucht  
 niet  zoo  ongezond  als  men  oppervlakkig  vermoeden  zou,  en  ofschoon  
 de  plaats  der  Nederlandsche  etablissementen  op  Borneo  uit  het  oog-  
 punt  der  gezondheid  veelal  ongunstig  is  gekozen,  is  de  verhouding  
 der  ziekten  en  sterfgevallen  tot  het  aantal  der  ambtenaren  en  krijgs-  
 lieden  niet  ongunstiger  dan  op  Java.  De  dampkring  is  altijd  vochtig,  
 wat  op  den  plantengroei  den  günstigsten  invloed  heeft,  en  de  tem-  
 peratuur  betrekkelijk  koel.  Te  Pontianak,  dat  bijna  vlak  onder  de  
 linie  ligt,  is  de  gemiddelde  temperatuur  82°,  terwijl  de  thermometer  
 bij  den  opgang  der  zon  doorgaans  76°  tot  79°  en  zelfs  op  den  
 heetsten middag  schier  nimmer meer dan  92° teekent.  De  hitte  is  zel-  
 den  ondragelijk  en  de  nachten  zijn  doorgaans  koud.  De  regen-moeson  
 wordt  gerekend  van  September  tot Maart,  maar  zelfs  gedurende  het  
 drooge jaargetijde  gaat  er  zelden  een  dag  voorbij  zonder  regenvlaag,’ 
 I N L E I D I N G . V 
 zoodat  de  afwisseling  der  saizoenen  veel  minder  regelmatig  is,  dan  
 op  de  meeste andere  Indische  eilanden.  In  den  regentijd  is  de West-  
 kust  vaak  aan  hevige  stormen  en  onweders  blootgesteld  x). 
 De  gesteldheid  van den bodem  is  ten  deelo  nog  onvolledig bekend.  
 Het  binnenland  is ,  vooral  in  de  noordelijke  helft,  grootendeels  met  
 uitgestrekte  bergketenen  bedekt,  die  het  in  verschillende  rigtingen  
 doorkruisen  en  van  oudsher  in  het  algemeen  den  naam van  Kristalbergen  
 dragen.  De voornaamste strekt zieh  van het distrikt Serawak  op  
 den Noord-westhoek iifde  rigting  van ’t Zuid-westen  naar  ’tNoord-oos-  
 ten  tot  aan  de  uiterste  Noordpunt  u it,  en  bereikt  in  Serawak  eene  
 hoogte  van  omstreeks  1000  meters,  terwijl  hij  al  hooger  en  hooger  
 stijgende  zieh  eindelijk  in  de  Kini-baloe  of  Chinesche  weduwe,  ook  
 St.  Pietersberg  geheeten,  tot  meer  dan  4000  meters  verheft.  Een  
 andere  veel  lagere  bergketen  begint  aan  den  Zuid-jvesthoek  in  het  
 distrikt  Kandawangan,  en  komt  in  zijne  noord-oostwaartsche  rigting  
 den  eerstgemelden  gedurig  nader,  tot  zieh  beiden  in  het  hart  des  
 eilands  in  een  hoog  bergland  vereenigen,  dat  een  tak  oostwaarts  
 naar  het  landschap  Koetei,  een  anderen  zuidwaarts  in  de  rigting  
 van  Banjer-massin  uitzendt.  De  beide  hoofdgebergten  vormen  met  
 de  zee  die  Borneo’s Westkust  bespoelt,  den  driehoek  die  den  naam  
 van  Wester-afdeeling  draagt.  Ten  Noorden  van  den  eerstgenoemden  
 bergketen,  welks  verschillende  deelen  de  namen  van  Krimbang,  
 Batang-loepar,  Madei,  Anga-anga  dragen,  liggen  de  onderhoorigheden  
 van  het  Maleische  rijk  van  Broenei  of  Borneo-proper.  Met  uitzondering  
 der  distrikten  aan  den  Noord-oosthoek,  aan  den  Sultan  der  
 Soeloe-eilanden  onderworpen,  vormt  al  het  overige  de  groote  afdee-  
 ling  onder  den  naam  der  Zuid-oostelijke  bekend. 
 Tusschen  deze  gebergten  liggen  uitgestrekte  en  overvloedig  be-  
 sproeide  vlakten,  welker  kwartsformatie  met  een  rijke  laag  tuinaarde 
 *)  St.  John,  I I ,  p.  2 6 3 ,  264;  Tobias  W.,  bl.  1 3 ,  en  Bijl.  H s.,  bl.  
 1— 1 2 ,  waar  de  rapporten  van  de  officieren  van  gezondheid  Nutel,  Sem  
 en  Brasse  betreffende  den  gezondheids-toestand  te  Sambas,  Mampawa  en  
 Pontianak  zijn medegedeeld;  van  Lijnden  N .T .,  bl.  553,  554;  Roorda. van  
 Eysinga,  Aardrijksbeschrijving  van  Ned.  Indiö,  bladz.  69;  G-.  Müller,  bl.  
 222  ,  261.