
 
        
         
		Aboe  Bekr  Kamaloe’d-din  opgevolgd  was  Oneenigheden  onder  de  
 leden  van  het  vorstelijk  huis  verschallten  van  nu  af  aan  de  Chi-  
 nezen  de  gelegenheid  om  hunne  magt  uit  te  breiden,  de  betaling  
 der  schatting  geheel  te  weigeren  of  naar  willekeur  te  verminderen  
 ,  en  allengs  een  »imperium  in  imperio”  tot  stand  te  bren-  
 gen.  In  het  gebied  van  Pontianak,  waar  thans  de  Sultan  van  den  
 steun  der  Compagnie  beroofd  was,  terwijl  de  gedurige  geschillen  
 met  zijne  naburen  de  krachten  van  het  rijk  verteerden,  wies  even-  
 zeer  de  magt  der  Chinezen  op  bedenkelijke  wijze  aan.  Terwijl  de  
 mijnarbeid  goede  uitkomsten  opleverde,  werd  de  toevloed  der  aan-  
 komelingen,  thans  niet  langer  belemmerd,  gedurig  grooter,  waarbij  
 nog  kwam,  dat  de  Chinezen  zieh  met  de  Dajaks  verbroederden,  
 en  bij  Dajaksche  bijzitten  zonen  teelden,  op  Borneo  Petompangs  
 geheeten,  die  hunne  vaders  in  moed  en  onverschrokkenheid  overtroffen, 
   en,  schoon  in  vrede  weinig  geteld,  in  oorlog  hunne  voor-  
 vechters  werden  2j .   De  gunst  der  uitwendige  omstandigheden  was  
 intusschen  niet  het  eenige,  dat  de  Chinezen  in  Staat  stelde  van  
 nu  af  aan  zulk  eene  groote  rol  op  Borneo’s  Westkust  te  speien;  
 de  eigenaardige  inrigting  hunner  genootschappen  en  daaruit  geboren  
 aaneensluiting  heeft  niet  minder  daartoe  bijgedragen.  Wij  willen,  
 alvorens  ons  geschiedverhaal  voort  te  zetten,  op  die  merkwaardige  
 vereenigingen  in  ons  volgend  hoofdstuk  een  blik  werpen. 
 *)  Yan  Kervel,  bl.  188  (die  hem  Aboe  Bekr  Tadjoe’d-din  noemt),  
 Netscher,  bl.  14.  Het  tijdstip  van  den  dood  van  Sultan  Akama’d-din  vind  
 ik  nergens  vermeld. 
 2)  Ritter  ,  bl.  119. 
 TWEEDE  HOOFDSTUK. 
 Oorsprong  der  Cbinesche  mijn-vereenigingen.  —  Oaderlinge  Verbünden  der  
 vereenigingen,  —  De  Chinezen  van  Lan-fong,  Tai-kong  en  Sin-ta-kioe.  —  
 Oorsprong  en  doel  van  de  geheime  genootschappen  in   China.  —  De  geheime  
 genootschappen  in  den  Indischen  Archipel.  —  Aard  der  eedgenootschappen  op  
 Borneo  en  hunne  betrekking  to t  h e t  Hemel-Aarde-Verbond.  —  Geschiktheid  
 der  Chinezen  om  te   koloniseren.  —  Afkomst  en  aantal  der  Chinezen  op  Borneo’s  
 Westkust.  —  Verhouding  der  Chinezen  to t  de  Dajaks.  —  De  vrouwen  
 der  Chinezen  —  Kongsies.  —  Regtspleging.  —  Belastingen.  —  Kongsie-hui-  
 zen.  —  Wijze  van  oorlog  voeren  en  wapenen. 
 De  oorsprong  van  de  vereenigingen  der  Chinezen  klimt,  gelijk  
 wij  reeds  zagen,  tot  de  tijden  hunner  eerste  vestiging  op  Borneo’s  
 Westkust  op.  De  ontginning  der  mijngronden  ware  zonder  onder-  
 linge  hulp  'en  ondersteuning  onmogelijk  geweest,  waarom  zieh  tel-  
 kens  een  grooter  of  kleiner  aantal  tot  gemeenschappelijken  arbeid  
 verbond.  De  benoodigde  gelden  werden  bijeengebragt  in  den  vorm  
 van  aandeelen,  daar  deze  aan  ieder  vergunde  bij  te  dragen  over-  
 eenkomstig  zijn  vermögen;  en  naarmate  van  de  hoeveelheid  zijner  
 aandeelen  deelde  ieder  in  de  winst  of  het  verlies.  Al  wie  intusschen  
 meer  dan  een  aandeel  bezat,  moest  voor  elk  dezer  meer-  
 dere  een  door  hem  zelven  gehuurden  werkman  aan  den  arbeid  doen  
 deel  nemen.  Ieder  aandeelhouder  had  eene  stem  in  de  belangen  
 der  önderneming,  en  alle  vier  x)  maanden  verkozen  zij  eenen  
 schrijver  uit  hun  midden,  die  geregeld  boek  hield  van  hunne  in-  
 komsten  en  uitgaven  en  hunne  huishoudelijke  aangelegenheden  be-  
 stuurde.  Deze  werd  dan  tijdelijk  als  het  hoofd  der  vereeniging  be- 
 ’)  Ritter  zegt  „ drie  maanden” ,  maar  dit  schijnt  eene  vergissing.  Wij  
 zullen  althans  later  z ien ,  dat  thans  de  geheele  economie  der  mijnen  op  
 viermaandelyksche  afrekening  is  gebaseerd.