
 
        
         
		Sultan  van  Tandjong  het  voornemen  opgevat  tot  eene  hedevaart  naar  
 Mekka,  en  wa s,  om  daartoe  alles  in  gereedheid  te  brengen  ,  naar  
 de  aan  zee  gelegen  kampong  Batoe-poetih  vertrokken.  Hier  ver-  
 voegde  zieh  bij  hem  een  roovershoofd  der  Ilanons,  die  weldra  zijne  
 dochter  ten  huwelijk  vroeg,  en  des  Sultans  toestemming  verkreeg  op  
 voorwaarde,  dat  hij  zieh  van  zijne  makkers  scheiden  en  te  Tan-  
 djong  vestigen  zou.  Dit  geschiedde;  maar  inmiddels  pleegden  zÿne  
 volgelingen  in  den  omtrek een  aantal  rooverijen,  die  de  aandacht  der  
 Nederlandsche  autoriteiten  op  Berouw  vestigden  en  den  Sultan  onder  
 de  verdenking  bragten,  dat  hij  met  de  roovers  heulde  1).  De  
 heer  Kolff  deed  het  voorstel  tot  eene  expeditie,  om  de  roovers  uit  
 deze  streken  te  verdrijven,  en  tevens  die  van  het  naburige  eiland  
 Laut  te  tüchtigen  2) ,  en  werkelijk  ontving  in  April  1834  de  kapitein  
 ter  zee  Anemaet  la st,  om  een  eskader,  bestaande  uit  de  
 korvet  Heldin,  de  brik  Siewa  en  de  schooners  Castor  en Krokodil|   
 benevens  eenige  kruispraauwen,  te Makasser  te  vereenigen,  ten einde  
 aan  dit  voorstel  gevolg  te  geven.  Ongelukkig  kregen  de  roovers de  
 lucht  van  deze  toebereidselen  en  verstrooiden  zieh ;  maar  Batoe-poetih  
 werd  verbrand  en  de  Sultan  met  een  zijner  zonen  gevankelijk  naar  
 Makasser  gevoerd  Bij  deze  gelegenheid  onderwierpen  zieh  ook  
 de  vorsten  van  Goenong-Teboer  en  Boelongan  aan  het Gouvernement.  
 Met  eerstgenoemden  werd  den  27sten  September  1834  een  contract  
 gesloten,  waarbij  hij  het  Nederlandsch  Gouvernement  als  leenheer  
 voor  Goenong-Teboer  en  Tandjong  erkende,  en  zieh  tot  het  weren  
 der zeerooverij  en  het  beschermen  van  den  handel  verbond  4).  Toeh,  
 hij  nader  onderzoek,  de onschuld  van  den  Sultan  van  Tandjong  aan  
 de  gepleegde  rooverijen  gebleken  was,  werd  hij  den  24sten Junij  1837 
 *)  Van  Capellen  Bij d r .,  bl.  8 6 ,  87. 
 s)  Cornets de  Groot,  p.  319. 
 s)  Cornets de  Groot,  p,  322,  v.  Capellen  Bijdr.,  bl.  87. 
 *)  Cornets de  Groot,  p.  222.  Deze schrijver  drukt  zieh  dus  uit: 
 „ u n   traité  par  lequel  il  reconnaissait,  que  Batoe-poetih  et  Berou  et  les  
 environs  appartenaient  au  Gouvernement  Néerlandais.”  Onder  den  naam  
 Berouvv  schijnt  hier  meer  bepaaldelijk  de  staat  van  Goenong-Teboer  ver-  
 staan  te  worden,  terwijl  Batoe-poetih,  aïs  de  tÿdelÿke  zetel  van  den  vorst,  
 in  plaats  van  Tandjong  genoemd  scbijnt. 
 door  het  Nederlandsch  Gouvernement  in  zijne  waardigheid  hersteld;  
 doch  daar  hij  nog  vóór  zijn  vertrek  van  Makasser  stierf,  werd  
 regering in zijne  plaats  door  zijn  zoon  Iladji  Mohammed aanvaard  *). 
 Sedert  dien  tijd  waren  tusschen  de  vorsten  van  Goenong-Teboer  
 en  Tandjong  hevige  geschillen  gerezen,  voornamelijk  dewijl  Si-Atap  
 Maharadja  Dinda,  de  vorst  van  eerstgenoemden  staat,  zieh,  opgrond  
 van Let  contract  met het Nederlandsch Gouvernement, het oppergebied  
 over  geheel  Berouw  aanmatigde  en  aan  den  Sultan  van  Tandjohg  
 de  wet  wilde  voorschrijven;  terwijl  daarentegen  de  laatste  geweigerd  
 had  zÿne  zuster  aan  Sultan  Si-Atap  ten  huwelijk  te  geven,  dewijl  
 hij  dezen,  uit  een  bij wij f  geboren,  niet  als  wettigen  vorst  van  
 Goenong-Teboer  erkende  2). 
 Wij  keeren  thans  terug  tot  de  schipbreukelingen  van  de  Premier.  
 Wat  er  eigenlijk  met  hen  was  voorgevallen  en  in  hoe  verre  zij  
 gegronde  redenen  tot  klagten  hadden,  is,  wegens  den  strijd  der  ge-  
 tuigenissen,  moeijelijk  te  bepalen;  doch  het  schijnt  inderdaad,  dat  
 kapitein  Brownrigg  de  onaangenaamheden  hem  overkomen  grooten-  
 deels  aan  eigen  wangedrag,  trots  en  overdreven  vrees  had  te  wÿten.  
 Van  de  laskars  geraakten  twaalf  in  handen  van  den  vorst  van  Boelongan, 
   terwÿl  zes  andere  met  twee  praauwen  van  Soeloe  naar  dat  
 eiland  werden  gebragt.  De  Europeanen  werden  te Goenong-Teboer  
 in  eene  praauw  op  de  rivier  gehuisvest,  maar schijnen  zieh zeer on-  
 gerust  te  hebben  gemaakt,  dat  zij  als  slaven  aan  de  Dajaks  der  binnenlanden, 
   hier  Orang-Segai  geheeten,  zouden  worden  verkocht  3).  
 Ofschoon  de  Sultan  hun  steeds  de  verzekering  had  gegeven,  dat  
 hij  hen  met  al  wat  van  het  schip  gered  was  naar  Makasser  zen-  
 den  zou  ,  vertrouwden  zÿ  deze  belofte  zoo  weinig,  dat  zÿ  besloten  
 tot  den  Sultan  van  Tandjong  te  vlugten,  ’t welk  hun  den  18den  
 Augustus  gelukte.  Deze  scheen  genegen  hen  voort  te  helpen,  doch 
 *)  .  Van  Capellen  Bijdr.,  bl.  38. 
 ’)  Van  Capellen  Bijdr. r  bl.  82. 
 s)  Belcher,  I ,   p.  2 0 2 ,  2 0 3 ,  2 4 0 ,  2 4 1 ,  2 4 6 ,  van  Capellen  Bijdr.,  
 bl.  9 6 ,  97.  Wat  Brownrigg  voor  een man was,  kan  daaruit  blijken,  d a t,  
 ofschoon  hij  aan  boord  met  beleefdheid  overladen  was  ,  hij  te  Banjer-mas-  
 sin  de  schooner  verliet  zonder  een  woord  van  dank  of  afscheid.