
 
        
         
		verklaarde  ,  met  Hare  Majesteit  de  Koningin  van  Engeland  vriend-  
 schaps-betrekkingen  aan  te  knoopen,  en  een  formeel  verdrag  te  
 sluiten  zoodra  het  Hare  Majesteit  behagen  mögt,  daartoe  een  ge-  
 magtigde  te  zenden,  en  voorts  zieh  verbond,  alle  Britsche  onder-  
 danen  in  zijn  rijk  körnende  vriendschappelijk  te  ontvangen  en  te  
 beschermenj  terwijl  Sir  Edward  Beicher  namens  de  Koningin  van  
 Groot-Brfttanje  beloofde,  dat  gelijke  vriendschap  en  bescherming  
 aan  de  onderdanen  van  den  Sultan  van  Goenong-Teboer  zou  ver-  
 leeud  worden,  indien  zij  eenige  aan  Groot-Brittanje  behoorende  haven  
 mogten  bezoeken  1). 
 Van  een  afgevaardigde  des  Sultans  van  Goenoeg-Teboer  vergezeld,  
 begaf  Sir  Edward  zieh  vervolgens  naar  Boelojjgan,  om  de  twaalf  
 laskars  te  verlossen,  die  aldaar  nog  in  slavernij  zuchtten.  Zijn  
 bezoek  wekte  in  den  aanvang  eenige  ontsteltenis ;  de  Sultan  ont-  
 ving  hem  echter  vriendelijk  en  de  Ioslating  der  laskars  werd,  of-  
 schoon  met  eenigen  weerzin ,  toegestaan.  Eene  overeenkomst,  ge-  
 heel  gelijkluidend  met  die  te  Goenong-Teboer  aangegaan,  werd  ook  
 hier  met  den  Sultan  gesloten,  en  den  lOaen  Januarij  1845  keerde  
 kapitein  Beicher  naar  Goenoeng-Teboer  terug  2).  Hier  werd  hij  
 op  nieuw  met  beleefdheden  overladen:  de  Sultan  bood  hem  aan  de  
 Engelschen  in  zijne  hoofdplaats  te  ontvangen  en  bij  voorkeur  met  
 hen  te  handelen ;  hij  gaf  hem  eene  lijst  van  goederen  over,  die  de  
 lading  zonden  uitmaken  van  het  eerste  schip,  dat  hij  mögt  willen  
 zenden ;  ja  ging  zelfs  zôô  ver  van  den  afstand  van  een der eilanden  
 aan  de  kust,  waarvoor  inzonderheid Maratoewa  in aanmerking kwam,  
 tot  oprigting  eener  Engelsche  vestiging  voor  te  slaan  3).  Sir  Edward  
 beloofde  hem  bij  zijne  afreis Maratoewa  te  zullen  onderzoeken,  
 hetgeen  werkelijk  eenige  dagen  na  zijn  vertrek  op  den  15den  January  
 ,  doch  met  weinig  bevredigende uitkomst,  plaats  had  4). 
 Ik  heb  deze  gebeurtenissen  eenigzins  uitvoerig  verhaald,  omdat 
 *)  Belcher, I ,   p. 214—2 2 1 ,  237. 
 *)  Belcher, I ,   p. 223—2 2 9 ,  235— 237. 
 3)  Belcher, I ,  p. 241  ,  242. 
 *)  Belcher, I ,   p. 2 4 5 ,  247. 
 de  aard  onzer  betrekkingen  tot  Borneo’s  Oostkunst  nog  zoo  weinig  
 bekend  is.  ’t Is  mij  niet  gebleken,  dat  aan  de  aangeknoopte  on-  
 derhandelingen  met  de  Britten  eenig  verder  gevolg  is  gegeven,  en  
 de  krachtiger  houding,  kort  daarna  door  het  NederlanJsch-Indisch  
 Gouvernement  ten  aanzien  van  Borneo  aangenomen,  zal  waarschijn-  
 lijk  aan  de  gezagvoerders  van  Britsche  schepen  eenige  meerdereom-  
 zigtigheid  hebben  ingeboezemd.  Maar  de  traktaten  van  kapitein  Beicher  
 met  Goenong-Teboer  en  Boelongan  kunnen,  zoowel  als  de  on-  
 derneming  van  den heer  Murray,  ten  bewijze  strekken,  dat  de  we-  
 zenlijke  uitoefening  van  magt  nog  iets  anders  vordert,  dan  dat  
 onze  vlag  door  de  vorsten  wordt  vertoond. 
 De  vestiging  van  ons  gezag  op  de  Oostkust  heeft  sedert  de  hier  
 verhaalde  gebeurtenissen  goede  vorderingen  gemaakt.  De  Heer  von  
 Dewall  heeft  als  Assistent-resident  van  Koetei  helangrijke  togten  
 gedaan,  waardoor  de  binnenlanden  van  Koetei  en  Passir en de streek  
 aan  den  Zuid-oosthoek  des  eilands,  onder  den  naam  van  Tanah  
 Boemboe  bekend,  naauwkeurig  zijn  onderzocht  en  de  verhouding  
 tot  het  stroomgebied  der  Barito  is  aan  het  licht  gekomen  1).  Inzonderheid  
 werd  op  den  mineralen  rijkdom  dezer  streken  het  oog  
 gevestigd,  en  op  een  aantal  plaatsen  werden  rijke  steenkolen-Iagen,  
 in  welker  bezit  vooral  Borneo’s  groote  toekomst  ligt,  ontdekt  2).  
 In  December  1849  deed  Zijner  Majesteits  stoomboot  Samarang  een  
 belangrijken  togt  naar  de  Oostkust.  Zij  vertoonde  zieh  op  de Koetei-  
 rivier,  waar  zij  in  de  nabijheid  van  Samarindah|,  in  een  paar  dagen  
 tijds,  53.000  Ned.  ponden  kolen  innam;  zij  voer  vervolgens  de  ri-  
 vier  van  Berouw  op,  waar  eene  breede,  zwarte  kolenlaag  längs  
 den  oever  bloot  ligt  en  de  inwoners,  de  kolen  met  schoppen  en  
 pikhouweelen  kappende,  de  wijde  ruimen  van  het  vaartuig  in  körten  
 tijd  vulden;  zij  kwam  bij  kaap  Pemantjingan,  de  noordelijke  
 punt  van  het  eiland  Laut,  waar  met eenige praauwen  in  een  halven 
 J)  Weddik  K .,  bl. 80. Het aldaar,  bl.  85  volgg., medegedeelde  Extract ult  
 de  dagelijksche  aanteekeningen  van  den  Heer  von  Dewall  op  eene reis  van  
 Banjer-massin  naar  Koetei  van  1  Nov.  1846  tot  2  Sept.  1 8 4 7 ,  is de  eerste  
 en  tot dusverre  eenige  vrucht  dezer  onderzoekingen,  die  publiek  is  gemaakt. 
 s)  Teenstra,  a.  w .,  bl.  448,  Yerslag  van  het  beheer  en  den  Staat  der  
 Kolonien  over  1849  (Belagen  van  de  Indier  voor  1 8 5 2 ,  n°.  108J,  bl.  9.