
 
        
         
		van  Karangan  bekend,  en  hebben  onder  den  vriendelijken  naam  van  
 »Forest-Home”  hun  en  bunnen  medearbeiders  tot  verblijf  gestrekt  
 bij  den  arbeid  tot  verspreiding  van  het  licht  en  den  troost  des  
 Evangelies,  van  welken  wij  het  alleen  te  betreuren  hebben,  dat  bij  
 tot  dusverre  zoo  schaarsche  vruchten  heeft  opgeleverd  1).  Doch  het  
 is  hier  nog  de  plaats  niet,  om  daarover  in  nadere  bijzonderheden  
 te  treden.  Van Karangan,  gelijk  ook  van  het  vroeger  vermelde  Sabe-  
 rang  loopen naar  Tajan paden  van  het  ons  reeds  bekende  karakter 2). 
 Van  Ngabang  of  Landak  loopt  een  soortgelijke  weg  over  de  kam*  
 pongs  Tobang  en  Saretok  naar  Rajang,  de  residentie  van  den  vorst  
 van  Tajan.  De  bekoorlijke  en  dikwijls  zelfs  verhevene  natuurtoo-  
 neelen,  die  dit  pad  aanbiedt,  worden  door  de  reizigers,  die  het  be-  
 zochten,  hoogelijk  geroemd.  Het  terrein  is  bezet  met  fraaije,  ronde  
 heuvelen,  doorsneden  en  omringd  van  enge  en  diepe  ravijnen,  die  
 zieh  in  alle  rigtingen  vertakken,  en  bij  afwisseling  rijk  met  hoog  
 geboomte  en  kreupelhout  bewassen.  Bij  Saretok  vindt  men  geheele  
 bosschen  van  tengkawan-boomen.  Ook  groeit  er  de  areng-palm  we-  
 lig  nevens  velerlei  andere  vruchtboomen,  en  heeft  de  plaats  door  
 de  vervaardiging  van  areng-suiker  eene  zekere  vermaardheid.  Op  de  
 naburige  hoogten  geniet  men  een  vergezigt,  dat  tot  de  bovenlanden  
 aan  de  Bentjoekei  en  een  deel  van  Mandor  en  Sambas  beheerscht3). 
 In  tegenovergestelde  rigting  gaat  een  pad  van  Landak  op  Mandor  
 en  vandaar  naar  Mampawa  4).  Dit  herinnert  m ij,  dat  het  tijd  
 wordt  het gebied  van  Landak  vaarwel  te  zeggen,  e n ,  daar wij  Mandor  
 reeds  hebben  leeren  kennen,  ten  besluite  van  dit  hoofdstuk,  
 ook  op  Mampawa  een  vlugtigen  blik  te  werpen. 
 De  rivier  van  Mampawa  ontspringt  in  het  Pandan-gebergte  en  
 stroomt  vandaar  met  vrij  groote  snelheid  in  zuidwestwaartsche  
 rigting,  doch  met  vele  kronkelingen  naar  zee.  Ter  wederzijde  van  
 haren  mond  ligt  een  heuvel,  die  den  zeelieden  tot  verkenningstee-  
 ken  dient,  en  twee  palen  westwaarts  van  daar  steekt  Tandjong  
 Banke,  ook  de  Hoek  van  Mampawa  geheeten,  met  eene  scherpe  
 punt  in  zee  uit  5).  De  rivier  is  tot  aan  de  reeds  vermelde  Chi- 
 *)  Thomson,  p.  1 2 5 ,  396— 4 0 1 ,  Journal  o f  the  Ind.  Archipel.,  Vol.  
 I l l   (18 4 8 ),  Miscellaneous  notices,  p.  V—VII. 
 2)  Van  Lijnden  N.  T .,  bl.  579. 
 3)  Thomson,  p.  125—127. 
 4)  Van  Lijnden  N.  T .,  bl.  579. 
 6)  Handleiding  tot  de  aardrijksk.  van  Nederlands  O.  I.  bozittingen,  uit-  
 gegeven  door  de  Maatschappij  tot  N.  v.  ’t  A. ,  bl.  195. 
 nesche  kampong Montedong  1),  en  welligt  hooger,  voor  vrij  aanzien-  
 lijke  praauwen  en  kanonneerbooten  bevaarbaar.  Zulke  vaartuigen  
 komen  ook  gemakkelijk  over  de  bank  voor  hare  uitwatering,  die  
 echter  groote  schepen  noodzaakt,  een  paar  palen  van  hare monding  
 verwijderd  te  blijven.  Hare  oevers  zÿn  doorgaans  laag  en  digt  
 bewassen,  en  het  aantal  woningen,  dat  men  er  ziet,  is  uiterst  gering  
 2).  Zij  ontleent  haren  naam  aan  het  rijkje,  dat  zieh  längs  
 hare  oevers  uitstrekt,  en  dat  zelf weder  van  de,  in  de  geschiedenis  
 van  Borneo’s  Westkust  beroemde  hoofdnegerie  Mampawa  den  zijnen  
 ontvangen  heeft.  Deze  hoofdnegerie  is  op  een  paar  uren  afstands  
 van  het  strand  zeer  aangenaam  tegen  de  helling  van  een  berg  en  
 aan  den  oever  der  rivier  gelegen.  De  dalem  van  den  Vorst,  met  
 muren  uit  een  mengsel  van  verschillende  soorten  van  aarde  opge-  
 trokken,  ligt  op  een  eilandje,  gevormd  door  een  kanaal  dat  twee  
 punten  der  rivier,  ter  plaatse  waar  zij  eene  sterke  bogt  maakt,  
 vereenigt.  Tijdens  het  aanleggen  van  het  Nederlandsch  établissement  
 in  1822,  ongeveer  een  vierde  uurs  lager  aan  de  rivier,  is  
 in  het  belang  van  het  verkeer  een  nieuw  Chineesch  kamp,  onder  
 den  naam  van  Kampong  Baroe,  tegenover  het  fort  aangelegd.  Vroeger  
 was  Mampawa  eene  zeer  levendige  handelsplaats,  die  vooral  
 door  de  Engelschen  en  Portugezen  druk  bezocht  werd  3);  doch  
 thans  is  die  handel  grootendeels  verloopen  en  de  plaats  heeft  haar  
 voormalig  gewigt  schier  geheel  verloren.  In  I8 6 0   kwamen  te  Pon-  
 tianak  28  vaartuigen,  houdende  47  lasten,  van Mampawa,  terwijl  30,  
 houdende  54  lasten,  derwaarts  vertrokken.  Deze  cijfers  zullen  niet  
 veel  van  de  gemiddelde  verschillen,  en  waarschijnlijk  is  Pontianak  
 de  plaats,  waarmede  Mampawa  thans  nog  den  grootsten  handel  
 drijft  4). 
 Na  het  herstel  van  het Nederlandsch  gezag  op  Borneo’s Westkust  
 in  1818  hadden  wij  hier aanvankelijk  een  aanzienlijke  bezetting  met  
 een  kostbaar  établissement;  thans  wordt  er  het  gezag  van  het  Gouvernement  
 nog  slechts  door  een  inlandsch  gezaghebber  met  eenige  
 oppassers  gehandhaafd.  Het  Nederlandsche  fort  lag  op  den  regter-  
 oever,  op  1%  uur  roeijens  van  de  uitwatering;  de  borstweringen  
 waren  uit  hetzelfde  mengsel  van  aarde  als  de  muren  des  dalems  ge- 
 *)  Zie  boven  bl.  62. 
 s)  De  Stuers  IIS.,  bl.  1 6 ,  9 5 ,  9 6 , 98. 
 8)  Tobias,  bl.  1 0 ,  Francis,  bl.  3 1 , Leyden,  p.  30.