
 
        
         
		Tevens  vernam  h ij,  dat  de  wettige  Sultan  van  Soeloe,  door  de  
 Spanjaarden,  die  met  de  Soeloe-eilanders  in  gedurigen  krijg gewik-  
 keld  waren,  voor  eenige  jaren  van  het  eiland  Basilan  was  opge-  
 ligt  en  te  Manilla  werd  gevangen  gehouden,  en  besloot  daarvan  
 bij  de  eerste  gelegenheid  ten  behoeve  der  Compagnie  partij  te  
 trekken  *). 
 In  den  aanvang  van  1762  brak  een  oorlog  los  tusschen Engeland  
 en  Spanje.  De  kolonel  Draper,  een  uit  Indie  teruggekeerd  officier,  
 opperde  het  plan  tot  eene  expeditie  tegen  de  Philippijnsche  eilanden.  
 De  medewerking  der  Oost-Indische  Compagnie  werd  verzocht,  en  
 in  Julij  en  Augustus  zeilde  de  vloot  in  twee  divisien  van  Madras,  
 vergezeld  door  een  aantal  civiele  beambten,  om  van  de  verwachte  
 veroveringen  bezit  te  nemen  2).  Onder dezen  bevond  zieh  ook  Dal-  
 rymple.  Den  23sten  September  verscheen  de  vloot  in  de  baai  van  
 Manilla  en  den  6den  October  werd  de  stad  stormenderhand  door  de  
 Britten  veroverd  3).  Dalrymple  verloste  den  gevangen  Sultan  en  
 bragt  hem  terug  naar Soeloe, waar  hij  zeven  dagen  later,  onder luide  
 toejuichingen  des  volks,  op  den  troon  zijner  vaderen  hersteld werd.  
 Tot  belooning  voor deze  diensten  verwierf  hij  niet  slechts  de  beves-  
 tiging  van  den  afstand  van  Balambangan,  maar  ook  eene  overdragt  
 aan  de Compagnie  van  alle  regten  van  Soeloe  op  den  Noord-oosthoek  
 van  Borneo,  het  zuidelijk  deel  van  Palawan  en  de  tusschen  beiden  
 gelegen  eilanden.  Na  Balambangan  te  hebben  opgenomen,  waar  hij  
 de  vlag  der  Compagnie  heesch,  vertrok  Dalrymple  naar  China  en 
 *)  Hunt S.  A.,  p.  33,  34.  Zijn  verhaal  is  uitvoerig, maar  zeer  verward.  
 Onder  andere  zegt  hij,  dat  Dalrymple  in  Junij  1759.  te  Soeloe  kwam,  en  
 eerst  drie  jaren  later,  22  April  1759,  te  Madras  terugkeerde.  Het  eerste  
 jaartal  moet  klaarblijkelijk  1756  zijn,  zoo  als  ik  schreef  in  den  tekst.  Het  
 tweede  bezoek  van  Dalrymple  te  Soeloe  plaatst  hij  in  Junij  1762,  en  laat  
 hem  in  Januarij  1 7 6 3 ,  op  zijne  terugreis  naar  Madras,  bezit  nemen  van  
 Balambangan,  terwijl  hij  hem  vervolgens  den  6den  October  1763  tegen-  
 woordig  doet  zijn  bij  de  verovering  van  Manilla.  Doch  daar  deze  verove-  
 ring,  gelijk  bekend  is ,  den  6äen  October  1762  plaats  had,  moeten  ook  de  
 voorafgaande  tijdsopgaven  foutief  zijn. 
 *)  Thornton,  History  of  British  India,  I ,   p.  5 2 2 ,  Campbell  en  Ber-  
 kenhout,  Lives  of  the  British  admirals,  uitgaaf  van  Yorke,  p.  175— 180. 
 s)  Campbell,  t.  a.  p., p.  180— 1 9 2 ,  S t.J oh n ,  I I ,  p.  23—26,Crawfurd,  
 H ,  p.  473—4 8 0 ,  Mallat,  les  Philippines,  I ,  p.  85— 90. 
 vandaar  naar  Engelaud,  waar  hij  in  Jfulij  1763  aankwam,  ommet  
 het  Hof  van  Directeuren  te  raadplegen  *). 
 De  Engelschen  maakten  geen  haast  om  van  de  verkregen  voor-  
 deelen  partij  te  trekken,  doch  kozen  ten  laatste  het  eiland  Balambangan  
 tot  het  oord  hunner  vestiging  in  deze  streken.  Een militaire  
 post  werd  hier  in  1773  gevestigd,  en  gesteld  onder  het  bevel  van  
 den  heer Herbert,  lid  van  den  raad  te  Benkoelen.  Al  spoedig begonnen  
 zieh  hier  eenige  Maleijers  en  Chinezen  te  vestigen;  doch  de  
 Spanjaarden,  die  zeer  ongaarne  de  Engelschen  in  hunne  nabijheid  
 zagen,  betwistten  de  wettigheid  hunner  aanspraken  op  dat  eiland,  
 en  deden  pogingen  om  de  Soeloe-eilanders  tegen  hen  op  te  zetten,  
 die  echter  slechts  bij  een  deel  der  Datoe’s  gelukten.  Onder  de  he*  
 vigste  tegenstanders  der  Engelschen  was  Datoe  Tenteng,  d ie ,  den  
 raad  der  hoofden  niet  tot  openbare  vijandelijkheden  tegen  hen  kun-  
 nende  bewegen,  besloot alleen met  zijne  slaven  en  eenige  Ilanons,  in  
 alles  ongeveer 300 man,  de  Engelschen aan  te  vallen.  Het garnizoen,  
 dat  oorspronkelijk  uit  400,  deelsEuropeanen,  deels  Sipayers  bestaan  
 had, was,  ten  gevolge van het  ongezonde klimaat  des  eilands, tot ruim  
 100  versmolten,  en  de post,  op  een  schier-eiland  gevestigd,  was  alleen  
 van  de  zeezijde  in  staat  van  tegenweer gebragt.  Met  behulp  van  
 drie  kleine  booten  wist  Tenteng  zijne  magt  heimelijk  op  het  eiland  
 te  brengen  en  in  de  bosschen  achter  het  fort  te  verbergen,  vanwaar  
 hij  in  den  vroegen  morgen  van  den  3deuMaart  1773  de  geen  kwaad  
 >  vermoedende  Engelschen  met  drie  divisien  aanviel,  en  gelijktijdig 
 de  Gouverneur’s  woning,  het  fort  en  de  kazernen  overrompelde.  
 De  Engelschen  poogden  zieh  op  twee  in  de  haven  liggende brikken  
 te  redden  en  openden  vandaar  het  vuur  tegen  het  door  den  vijand  
 bezette  fort,  doch  dit  werd  beantwoord  met  het  ongelukkig  gevolg,  
 dat  het  eenige  kabel  van  een  der  brikken  werd  stuk  geschoten  en  
 het  vaartuig tegen  het  strand  dreef.  De  bemanning  sprong  overboord, 
 ‘)  Hunt  S. A.,  p.  34,  35 ,  B.,  p. X X III, Kaffles, History  of Java,  2d.  ed.,  
 I ,   p.  2 6 7 ,  2 6 8 ,  Leyden,  p.  8 ,  Beicher,  I,  p.  271.  Eenigzins  verschillend  
 is  het  verhaal  aaugaande  den  oorsproug  der  vriendschap  tusschen  de  En-  
 I  I  gelschen  en  Soeloe-eilanders,  door  Beicher,  I ,   p.  2 8 4 ,  285,  uit  Spaansche 
 bronnen  modegedeeld.