
 
        
         
		Slechts  gedurende  een  deel  van  den  oost-moeson,  gewooniijk  van  
 Mei  tot  Julij,  is  de  gemeenschap  te  water,  door  het  opdroogen  
 van  al  de  kleinere  rivieren,  grootendeels  afgebroken.  Behalve  de  
 natuur  heeft  zieh  niemand  aau  de *middelen  van  communicatie  en  
 transport  veel  laten  gelegen  zijn.  Alleen  in  de  nabijheid  der  goud-  
 wasscherijen  (parit)  en  Chinesche  woningen  worden  goede  wegen  
 van  1 |  vadem  breedte  aangetroiFen,  doch  deze  zijn  slechts  van  
 plaatselijk  nut.  Hetzelfde  geldt  van  de  paden,  die  door  de  Malei-  
 sehe  kampongs  loopen,  en  die  bovendien  zeer  smal,  ongelijk,  vol  
 gaten  en  modderig  zijn.  De  groote  communicatien  hebben,  behalve  
 längs  den  waterweg,  alleen  plaats  längs  voetpaden,  die  voor  last-  
 dieren  en  voertuigen  geheel  ongeschikt  zijn,  gelijk  die  ook  nergens  
 in  deze  streken  worden  aangetroiFen.  Men  vervoert  de  goederen  
 over  land  in  op  den  rüg  gedragen  manden.  De  Dajaks  dragen  
 weinig  te  gelijk  en  slaan  daarin,  zöowel  als  in  den  t ijd ,  dien  zij  
 voor  elk  transport  behoeven ,  ver  bij  de  koelies  van  Java  achter.  
 Maar  hunne  wegen  zijn  dan  ook  van  de  allerellendigste  soort.  Nu  
 eens  loopen  zij  door  bosschen,  waar  men  niet  eens  de  moeite  heeft  
 genomen  om  zelfs  maar  de  lagere  takken  weg  te  houwen,  zoodat  de  
 wandelaar  gedurig  moet  bukken;  dan  weder  door  moerassen,  waarin  
 slechts  op  enkele,  bijzonder  diepe  plaatsen  boomstammen  gelegd  zijn,  
 om  het  inzinken  in  den  modder  te  verhoeden;  dan  over  verlaten  la-  
 dangs,  waar  men  door  het  booge  gras  de  omgehouwen  boomstammen  
 niet  bemerkt  en  ieder  oogenblik  struikelt;  dan  over  heuvelrnggen,  
 welker  wanden  soms  loodregt  afdalen,  zonder  dat  men  voor  het  open  
 afklimmen  eenige  hulp  ontmoet,  behalve  een  ingesneden  boom-  
 stam.  Yoor  den  Europeaan  zijn  deze  wegen  uiterst  vermoeijend;  
 maar  de  Dajaks  leggen  er  met  veel  gemak  groote  dagreizen  längs  af.  
 Zoodanig  zijn  de  wegen,  die,  bij  afwisseling  met  de  gemeenschap  
 te  water,  niet  slechts  verschillende  punten  der  Kapoeas-landen  met  
 elkander,  maar  ook  Meliouw  met  Simpang,  Sangouw  met  Serawak  
 en  Sadong,  Sekadouw  met  Matan,  Soeheid  of  liever  de  meiren  met  
 Broenei,  Sintang met Sadong  en Batang-Loepar  en  längs de Melawi  en  
 Pinoe  met  Matan  en  Kota-ringin,  de  boven-Melawi  met  de  Katingan,  
 een  bovenlak  der  Mandawei,  en  alzoo  met  het  district  van  dien  
 naam  aan  de  Zuidkust,  en  de  bovenlanden  aan  de  Malo  met  die  
 aan  de  Batang-Loepar,  Seribas  en  Kelaka  verbinden  1). 
 VIERDE  HOOFDSTUK. 
 Ligging  en  grenzen  van  l.an d ak ,  Mandor  en  lUarnpawa.  De  rivier  van 
 Landak.  —  Poelo  Anjoet.  —  De  rivier  van  Mandor.  —  Kampongs  der  Chine-  
 xen.  —  Kopererts  aan  de  Peniti-rivier.  —  Aantal  en  middelen van  bestaan  der  
 Chinezen  van  Mandor.  —  Grondgesteldheid,  voortbrengselen  en  bevolking  van  
 Landak.  —  De  goudmijn  van  Belentian.  —  De  diamantmijnen.  —  Geschiede-  
 nis  der  diamantgraverij  en  van  den  diamanthandel.  —  Het  slijpen  der  diamanten. 
   —  Kenteekenen  der  aanwezigheid  van  diamanten.  —  Het  graven  en  was-  
 seben  van  d iam an ten .,—   Beroemde  diamanten.  —  Tooneelen  längs  de  Landak-  
 rivier.  —  Sangkoe.  —  Ngabang.  —  Monggo.  —  Watervallen  op  de  boventak-  
 ken  der  Landak-rivier.  —  De  Jientjofikei.  De  Djamboe.  Karangan. 
 Saretok.  —   De  rivier  en  h e t  rijk  van  Mampawa. 
 Wij  hebben  thans  de  Delta  van  de  Kapoeas  leeren  kennen,  als-  
 mede  de  landen,  die  boven  de  Delta  längs  dezen  stroom  zijn  gelegen. 
   Er  blijft  ons  echter  nog  een  gedeelte  van  het  gebied  der  
 Kapoeas  ter  beschouwing  over,  de  landen  namelijk,  die  zieh  ten  
 Noorden  der  Delta  längs  de  rivier  van  Landak  en  längs  de  kust  
 tot  aan  het  voorgebergte  Batoe-Belat  uitstrekken.  Längs  de  Landak-  
 rivier,  die  zieh  te  Pontianak  met  de  Kapoeas  vereenigt,  benevens  
 hare  menigvuldige  takken,  ligt  het  nog  geheel  binnenlandsch  rijk  
 van  Landak,  ten  Noorden  en  Noord-oosten  door  Sangouw,  ten  
 Oosten  door  Tajan  en  ten  Zuiden  door  Pontianak  begrensd.  Het  
 gebied  dezer  rivier  is  van  dat  der  Sekajam  en  rivier  van  Tajan ge-  
 scheiden  door  eenige  niet  aaneengeschakelde bergloppen,  beginnende  
 met  den  Bajang  Mioet  en  eindigende  met  den  Tiang  Kandang,  en  
 waartoe  de  Soenjang,  Sibala,  Siapa,  Satap en Bentoeang behooren *).  
 Ten  Westen  is  Landak  begrensd  door  Sambas,  Mampawa  en  het  
 tot  Pontianak  gerekende  Chinesche  mijn-district  Mandor.  De  na- 
 *)  Van  Lijnden  N.  T .,  bl.  568.  De  Soenjang  wordt  daar niet met name  
 genoemd;  maar  ik  heb  er  dien  bijgevoegd  volgens  zijne  kaart  en  bl.  5 4 3 ,  
 echter  met  eenige  aarzeling,  daar  de  ligging  van  den  Soenjang  op  de kaart  
 van  Melvill  van  Carnbde  daar  niet  mede  overeenstemt.