
 
        
         
		uitgesneden  hekwerk  omgeven.  Op  hot  voorschip  is  een  benting,  
 uit  zware balken en  dwarsbalken  zamengesteld,  die  naar  beide  zijden  
 over  boord  reikt,  en  in  haar  inidden  eene  opening  heeft  voor  eene  
 karonnade  van  6  tot  12  pond,  op  een  rolpaard  daarachter  geplaatst,  
 terwijl  een  valluik  telkens  bij  de  ontbranding  wordt  opgehaald,  en  
 bij  de  lading  neörgelaten.  Het  bovendek  rust  gedeeltelijk  op  deze  
 benting  en  wordt  verder  door  palen  gesteund.  Soms  zijn  nog  eene  
 drieponder  karonnade boven  de benting, en twee  andere  ter wederzijde  
 van  de kajuit geplaatst, terwijl lilla’s  hier  en  daar  naar  verkiezing  zijn  
 aangebonden.  Buksen,  donderbussen,  geweren,  pieken  en  assagaaijen  
 maken  de  wapenrusting  der  roovers  zelven  uit.  Het  voorkomen  der  
 gewone  schepelingen  is  doorgaans  eenvoudig  en  morsig,  met  de  hären  
 los  om  het  hoofd  zwierende;  de  voorvechters  zijn  altijd  in  het  
 rood  gelöscht,  en  de  Panglima’s ,  die  veel  prijs  op prächtige kleeding  
 stellen,  zijn  vaak  in  kostbare  zijden  en  fluweelen  stoffen  gehuld  1). 
 Van  de  togten  der  Ilanons  eene  klare  en  algemeen  geldige  beschrij-  
 ving  te  geven,  is  niet  wel  mogelijk:  er  is  nagenoeg  geen  hoek  van  
 den Archipel  zoo  afgelegen,  dat  hij  van  hunne  bezoeken  verschoond  
 blijft.  Nu  eens  gaat  eene  vloot,  met  het  begin  van  den  Oost-moe-  
 son  uitzeilende,  gedeeltelijk  beoosten,  anderdeels  bewesten  Celebes  
 om.  Die  de  Oostzijde  kiezen  schuimen  de  Moluksche  zee  af  en  
 plünderen  de  noordelijke  kusten  der  kleine  Sunda-eilanden.  De  
 Oost-  en  Zuidkusten  van  Borneo  zijn  het  tooneel  der  verwoestingen  
 van  de  andere  bende,  tot  zij  zieh  in  de  Karimata-straat  vereenigen,  
 om  van  daar  längs  Borneo’s  West-  en Noordkust  den  terugtogt  naar  
 de  Soeloe-eilanden  aan  te  deinen.  Een  ander  maal  zeilen  zij  in  
 twee  afdeelingen  Borneo  om  en  verzamelen  zieh  omstreeks  het  begin  
 van  Mei  in  de  nabijheid  van  Banka  en  Blitong.  Hier  splitsen  
 zij  zieh  in  kleine  smaldeelen,  die  de  Oostkust  van  Sumatra,  de  
 wateren  van  Lingga  en  Riouw,  en  de  talrijke  eilandjes  in  de  straat  
 van  Malakka  bezoeken.  In  Junij  vereenigen  zij  zieh  op  de  hoogte  
 van  Poelo  Tinggi,  nabij  de  Djohoresche  kust,  en  maken  er  zieh  
 meester  van  talrijke  vaartuigen  van  Pahang,  Tringganoe  en  Kam-  
 bodja.  In  September  en  October  zoeken  zij  hunne  schuilplaatsen  
 weder  op,  terwijl  zij  op  hunnen  terugtogt  nog  gelegenheid  hebben 
 *)  Deze  vlugtige  schets  der  Ilanons  is  ontleend,  deels  aan  Belcher  I ,  p.  
 262—2 6 8 ,  deels  aan  Brumund,  Indiana,  I ,   bl.  72— 75.  Zie  ook  T.  v.  N. 
 I .,  1 8 5 0 ,  D.  I I ,   bl.  103  v .,  Gregory  R . ,  bl.  317  vv.  Veel  is  aangaande  
 hen  uit  verschillende  schrijvers  bijeen  gebragt  door  St.  John  I I ,  p.  116—134. 
 de  kusten  der  Tambelan-,  Anambas-  en  Natoena-eilanden  te  plünderen. 
   Doch  de  beschrijving  dezer  routes  geeft  een  zeer  onvolkomen  
 denkbeejd  van  hunne  togten.  Vele  praauwen  blijven  tot  drie  jaren  
 u iten   bezoeken  bij  afwisseling  de  schuilplaatsen,  die  voor  het  oogen-  
 blik  het  veiligst  zijn,  liggen  er  den  regen-moeson  over,  ruilen  hunne  
 benoodigdheden  van  de  bevriende  bevolking  in,  en  halen  er  hunne  
 praauwen  op  strand  om  ze  te  hersteilen  of  de  afbraak  tot  het  bou-  
 wen  van  nieuwe  te  bezigen  *).  Het  is  echter  onmiskenbaar  dat  door  
 de  maatregelen,  deels  der  Nederlandsche,  deels  der  Britsche  en  
 Spaansche  koloniale  besturen,  het  kwaad  in de  laatste  jaren  zeer  aan-  
 merkelijk  is  beteugeld;  daarentegen  heeft  het  nimmer  grooter  om-  
 vang  gehad,  dan  in  het  noodlottig  tijdvak,  toen  het  onvermogen  
 der  Compagnie  haar  noopte,  de  buitenbezittingen  grootendeels  te  
 ontruimen  en  aan  haar  lot  over  te  laten. 
 Wat  de  Ilanons  vooral  geducht  maakt,  is  hunne  me^doogenlooze  
 wreedheid  jegens  hunne  slagtoffers,  hunne  zucht  om  het  kwade  
 om  zijn  zelfs  wil  te  doen.  Waar  zij  een  weerloos  dorp  overvallen,  
 wordt  het  verwoest  en  verbrand,  al  wie  zieh  verdedigt  wordt  ge-  
 dood,  alle  ouden  en  zwakken  gruwelijk  vermoord,  en  de  overige  
 bevolking  gevankelijk  weggevoerd,  om  als  slaven  verkocht  te  worden. 
   Het  is  hunne  gewoonte  alles  wat  zij  niet  kunnen  mede-  
 voeren  te  verderven,  het  vee  om  te  brengen,  akkers,  tuinen  en  
 vruchtboomen  te  vernielen,  en  zonder  eenig  nut  hunne  slagtoffers  
 te  inartelen.  Het  wegvoeren  van  gevangenen  om  hen  in  ver  
 verwijderde  gewesten  te  verkoopen,  is  het  voorname  doel  hunner  
 strooptogten.  Wie  op  de  Oostkust  van  Borneo  in  hunne  handen  
 valt  wordt  verkocht  op  de  Westkust;  de  slagtoffers  van  het  Zuiden  
 worden  te  koop  aangeboden  in  het  Noorden,  en  de  kroesharige  Pa-  
 poeas  van  Nieuw-Guinea,  algemeen  als  slaven  gezöcht,  worden  overal  
 aan  de  vorsten  en  grooten  van  den  Archipel  tegen  hooge  prijzen  
 aangeboden  2).  Dankhaarheid  en  trouw  zijn  aan  deze  roovers  ge-  
 heel  onbekend.  Sultan  Mohammed  Djamaloe’d-din  van  Matan,  die  
 zelf  met  hen  geheuld  had,  beschreef  hen  nogtans  aan  den  heer  G.  
 Müller  als  zoo  vreemd  aan  alle  zedelijk  gevoel,  dat  de  vader  niet  
 aarzelde  den  zoon  en  de  zoon  den  vader  te  verkoopen,  en  verhaalde  
 hem  dat  zij  het  eenmaal  op  zijne  eigene  vrijheid  hadden  toege-  
 legd  en  hij  slechts  met  groote  moeite  aan  hunne  handen  ontkomen 
 *)  Cornets  de  Groot,  p.  1 6 0 ,  Bvumund,  Indiana,  I ,  p.  7 5 ,  76. 
 a)  St.  John  I I ,  p.  1 2 7 ,  128.