
 
        
         
		heil  op  wreedaardige  wijze  afgeloopen.  Het  vierde  ontkwam  nog  
 gelukkig,  doch  zonder  te  kunnen  beletten',  dat  ook  het kantoor werd  
 aangevallen  en  geplunderd  en  de  directeurs  en  verdere  beambten op  
 ellendige  wijze  om  het  leven  kwamen.  Deze  treurige  gebeurtenis  
 maakte  een  einde  aan  het  verkeer  der  Portugezen  met  Banjer-massin  
 1).  Valentijn  schijnt  van  deze  voorvallen  geen  naauwkeurige  
 kennis  gedragen  te  hebben.  Hij  zegt  alleen,  dat  een  Portugeesch  
 priester  omstreeks  1690  eene  gemeente  van  wel  3  à  4000  zielen  
 onder  de  Dajaks  in het gebied van Banjer-massin gesticht had, toen hij  
 op  last  des  Sultans  werd  omgebragt,  waarop  de  gemeente  weldra  
 verliep  2)* 
 Niet  minder  dan  de  Portugezen  onderjjielden  de  Spanjaarden  in  
 de  Philippijusche  eilanden  het  verkeer  met  Borneo ;  zij  wisten  
 zieh  zelfs  op  de  zaken  van  Broenei  een  grooten  invloed  te  verschaffen  
 en  waren  herhaaldelijk  met  dat  rijk  in  oorlog  gewikkeld.  In  
 1373  zoilden  zij  een  gezantschap  naar  Broenei  om  handelsbetrek-  
 kingen  aan  te  knoopen,  doch  het  doel  dezer  zending  werd  gemist.  
 In  1577  echter  kwam  de  koning  van  Broenei,  door  zijnen  broeder  
 van  den  troon  gestooten,  te  Manilla  hunne  hulp  inroepen,  beloven-  
 de,  zoo  hij  hersteld werd,  het  oppergezag  van  den  koning van  Spanje  
 te  zullen  erkennen.  De  gouverneur  Don  Francisco  de  la  Sande  nam  
 dit  aanbod  aan  en  verjoeg  den  overweldiger,  die  echter  kort  daarna  
 zijn  broeder  op  nieuw  onttroonde,  waarop  de  Spanjaarden  in  1580  
 andermaal  eene  expeditie  zonden  onder  bevel  van  kapitein  Rivera, 
 *)  Zie  de  schrijvers  in  de  vorige  noot  aangehaald,  van  wie  echter  aan-  
 merkelijk  verschilt  het  verhaal  van  de  B o y ,  bl.  67—7 3 ,  84— 91.  Doch  
 ik  hecht  niet  veel  waarde  aan  de  wonderiijke  verhalen  van  dezen  reiziger.  
 Alleen  bet  jaartal  1 6 9 4 ,  dat  in  de  Historische  beschrijving  der  reizen  gemist  
 wordt,  heb  ik  uit  de  Boy  hier  bijgevoegd.  Dat  Gemelli  en  de  B o y .  
 hoe  ook  hunne  verhalen  verschillen,  op  dezelfde  gebeurtenis  doelen,  blijkt  
 onder  andere  daaruit  ,  dat  de  eerste  den  kommandant  van  het  ontkomen  
 Portugesche  schip  Manuel  de  Aranjo  Garcez  noemt,  terwijl  hij  bij  de Boy  
 Don  Manuel  o f  Don  Emanuel,  soms  (bl.  67)  Emanuel  de  Boosje  en  op  
 bl.  8 5 ,  voluit,  Emanuel  de  Boija  Grats  wordt  genoemd. 
 s)  Valentijn,  bl.  252.  Dit  berigt  schijnt  door  hem ontleend  aan  de B o y ,  
 bl.  1 2 7 ,  128.  De  Calyongh  Cajamp  van  deze  schrijvers  is  waarschijnlijk  
 de  Kali  (rivier)  Kahajan;  Sal.  Müller,  bl.  330. 
 die  ook  nu  den  wettigen  vorst  herstelde,  1).  Eeu  derde  expeditiè  
 tegen  Broenei  had  plaats  in  1645  onder majoor  Monforte,  ten  einde  
 de  bewoners  van  dat  rijk  te  straffen  voor  hunne  deelneming  in  de  
 rooverijen der Soeloe-eilanders.  De Spanjaarden  verbrandden  de  hoofd-  
 plaats  en  eenige  andere  kampongs,  vermeiden  een  aantal  schepen  en  
 voerden  omstreeks  200  gevangenen  met  zieh.  Later,  en  welligt  ook  
 vroeger,  is  Broenei  meermalen  in  de  twisten  en  oorlogen  der Spanjaarden  
 met  de  Soeloe-eilanden  betrokken  geweest,  tot  éindelijk  
 omstreeks  1685  de  gouverneur  van  Manilla  eene  overeenkomst  van  
 vriend-  en  bondgenootschap  met  den  vorst  van  dat  rijk  tot  stand  
 bragt.  In  1750  stond  de  koning  van  Broenei  aan  de  Spanjaarden  
 zijne  aanspraken  af  op een  deel  van  het eiland  Paragoa  (Palawan),2).  
 Volgens  Leyden  hebben  de  Spanjaarden  eene  vestiging  gehad  op  
 kaap  Oensang,  die  zij  later aan  de  Soeloe-eilanders  o verliefen.  Wer-  
 kelijk  vindt  men  hier  nog  in  de  bosschen  de  talrijke  nakomeling-  
 schap  van  het  vee,  dat  zij  derwaarts  hebben  overgebragt  3). 
 Intusschen  hadden  zieh  geduchte  mededingers  voor  de  Spanjaarden  
 en  Portugezen  in  de  Indische  wateren  vertoond,  en  ook  weihaast  
 hunne  aandacht  op  de  schatten  van  Borneo  gevestigd.  De  
 Nederlandsche vlootvoogd Olivier van  Noord  deed  tegen  het  einde  van  
 1600  Broenei  a an ,  en  in  1604  vertoonde  zieh  van  Waerwijk  op  
 de  nog  schaars  bekende Westkust.  In  1608  rigtten  de  Nederlanders  
 eene  faktorij  op  te  Sukkadana,  en  een  jaar  later  sloot  Bloemaert  
 een  contract  met  den  Sultan  van  Sambas.  Later  yerwierf  zieh  de  
 Nederlandsche  Oost-Indische  Compagnie  meer  en  meer  een  ove'rwe-  
 gend  gezag  op  de  Westkust  en  zelfs  de  pogingen  der  Engelsehen,  
 om  te  Sukkadana  vasten  voet  te  verkrijgen,  wist  zij  te  verijdelen.  
 Daarentegen  werd  het  verkeer  met  Broenei  door  haar  verwaarloosd.  
 Tijdens  het  diep  verval  der  Compagnie  tegen  het  einde  der  acht- 
 ’)  Logan,  p.  4 9 9 ,  en  ten  deele  Mallat,  les  Philippines,  p.  7-7,  78  
 Temminck,  p.  193  ,  194.  ’ 
 )  Low,  p.  9 9 ,  Logan,  p.  499 ,  500.  Logans  kort  verhaal  van  het  
 verkeer  der  Spanjaarden  met  Borneo  is  grootendeels  getrokken  uit  de  En-  
 gelsche  vertaling  van  Zuniga’s  Geschiedenis  der  Philippijnsche  eilanden. 
 )  Leyden,  p.  1 1 ,  Hunt  S.  A .,  p.  5 5 ,  Earl,  p.  326.