
 
        
         
		volken  van  Siberia,  ook  daar  nog  herkennen  wij  de  trekken  van  
 de  eiland-bewoners.  Keeren  wij  terug  tot  de  zuidelijke  gewesten  
 en  wenden  wij  ons  tot  de  oudste  rassen  van  Ilindoslan,  wij  vinden  
 ze  ook  hier  en  in  nog  grooteren  getale.  Trekken  wij"  den  Indischen  
 Oceaan  over  en  inakcn  wij  ons  bekend  met  de  stammen  längs  zijne  
 westelijke  stranden,  wij  zullen  met  verbazing  bespeuren,  d at,  hoe  
 vele  ook  de  punten  van  overeenkomst  met  de  Oost-Aziatische  volken  
 mögen  wezen,  zij  in  gewigt  voor  die  met  de  Afrikaansche  
 volken  nog  onderdoen.  Plaatsen  wij  den  grootst  mogelijken  afstand,  
 dien  de  bewoonbare  aarde  loelaat,  tusschen  de  eilanders  van  den  
 Archipel  en  de  stammen  met  wie  wij  ze  vergelijken,  wij  zullen  
 nog  uvereenkomstige  trekken  vinden.  In  Europa  vinden  wij  ze  bij  
 de  Finnen  en  Laplanders,  bij  de  Hongaren  ,  bij  de  oude  B ritten ,  
 bij  de  Grieken  en  andere  volken.  In  Amerika  vertoonen  de  Eskimo’s  
 van  het  Noorden,  de  Abiponen  van  het  Zuiden,  en  tal  van  andere  
 rassen  ,  de  trekken  der  Aziatische  eilanders  op  de  meest  in  
 ’t oog  loopende  wijze.  In  een  woord,  de  Indische  eilanders  schijnen  
 gedeeld  le  hebben  in  alle  groote  verschijnselcn  van  volksontwikkeling  
 onder  het  menschelijk  geslacht,  die  men  kan  nagaan;  en  vraagt  men  
 aan den besten maatstafen  heldersten spiegel van den invloed der volken  
 op  elkander, de taal,  of zij  niet  die  zieh  in  alle  rigtingen  uitstrekken-  
 de  historische  betrekkingen  der  Aziatische  eilanders  tot  eenig  bijzon-  
 der  gewest  beperken  kan,  zij  antwoordt,  dat  de  talen  der  eilanders  
 met  al  de  voornaamste  taal-familien  verwant  zijn.  De  overeenkomst  
 is  geenszins  onbeduidend  of  toevallig;  zij  is  taslbaar  en  wezenlijk  
 en  kan  door  een  groote  menigte  van  feiten  gestaafd  worden.  Elk  
 duidelijk  spoor  van  verwantschap  tot  aan  zijnen  oorsprong  te  vol-  
 gen,  is  een  taak  van  verbazende  moeijelijkheid,  en  die  in  vele  
 rigtingen  zeker  nimmer  volkomen  zal  volvoerd  worden.  Maar  reeds  
 alleen  het  verschijnsel  van  een  zoo  wijden  omvang  van  klaarblij-  
 kelijke  betrekkingen  leidt  al  aanstonds  tot  een  hoogstbelangrijke  
 conclusie;  —  die  namelijk,  dat  de  ethnologie  der  Aziatische  eilan-  
 den  licht  moet verspreiden  over  die  van  elk  ander  gewest  van 
 den  aardbodem,  en  dat  hunne  bevolkingen ongeveer  tot  even hoogen  
 ouderdom  opklimmen  als  de  oudste  bekende  stammen  van 
 het  vasteland.  Inderdaad  is  het  even  onmogelijk,  de  stammen  
 der  eilanders  bepaaldelijk  van  eenige  van  deze  als  van  elkander  
 af  te  leiden.  Men  moet  zieh  beiden  voorstellen  als  lijnen,  die 
 naarmate  men  ze  in  de  rigting  van  het  verledene  verlengt,  elkander  
 gedurig  meer  naderen,  maar  even  als  de  hyperbool  en  hare  
 asymptoten  nimmer  elkander  ontmoeten  x).” 
 Maar  welke  voorstelling  moeten  wij  ons  dan  maken  van  de wijze  
 waarop  de  Indische  Archipel  met  de  verder  oostwaarts  gelegen  
 eilanden  het  eerst  is  bevolkt  geworden?  Moeten  wij  zijne  oudste  
 bewoners  beschouwen,  als  op  de  plaats  zelve,  overeeukomstig  de  
 theorie  van  eene  natuurlijke  ontwikkeling  der  schepping,  bij  voort-  
 gaaude  veredeling  uit  lagere  Organismen  ontstaan ?  Zulk  eene  theorie  
 ,  al  beslonden  daarlegen  geene  andere  zwarigheden,  zou  juist  
 op  de  velerlei  treffende  verwantschap  met  de  volken  van  het  vasteland  
 in  ligchaamsbouw,  taal,  hegrippen  en  zeden  afstuiten.  Maar  
 zeker  hebben  wij  even  weinig  grond  om  de  vroegste  bevolking  der  
 Indische  eilanden  aan  eene  kolonisalie  op  eenigzins  uitgebreide  
 schaal  toe  te  schrijven.  Mögen  al  in  de  latere,  ons  beter  bekende  
 perioden  der  geschiedenis  van  deze  eilanden-wereld,  hier  talrijke  
 koloniön  van  Ilindoes  de  reeds  gevorderde  beschaving  van  het  vasteland  
 herwaarts  gebragt  en  diepe  sporen  hebben  nagelaten,  giuds  
 Chinesche  gelukzoekers  zieh  in  grooten  getale  nedergezet  en  soms  
 de  oorspronkelijke  bevolking  schier  verdrongen  hebben;  in  het  voor-  
 historisch  tijdvak,  waarvan  wij  hier  spreken,  zijn  zulke  ver-  
 schijnselen  even  weinig  denkbaar,  als  zij  den  werkelijken  Staat  der  
 veelsoortige  en  ten  deele  zoo  barbaarsche  bevolking  der  Indische  
 eilanden  zouden  kunnen  verklären.  Wij  hebben  hier  ongetwijfeld  
 te  denken  aan  een  uiterst  langzamen  en  geheel  toevalligen  toevloed  
 van  bevolking,  van  slechts  enkele  individuen  gelijktijdig,  afkomstig  
 van  de  meest  verschillende  rassen,  een  aanvang  nemende  met de aller-  
 eerste  beginselen  der  beschaving,  maar  onder  de  voortduring  derzelf-  
 de  oorzaken  van  tijd  tot  tijd  herhaald  Ä   Van  de  wijze  waarop  dit  
 geschiedde  valt  het  niet  moeijelijk  zieh  eene  voorstelling  te  vormen,  
 Wij  hebben  ons  hier  geenszins  te  verklären  over  de  verschillende  
 morele  en  physieke  oorzaken ,  die  de  verspreiding  der  volken  te  
 weeg  brengen,  hare  rigting  bepalen  en  hare  grenzen  aanwijzen.  
 Daar  het  ons  alleen  te  doen  i s ,  om  den  oorsprong  der  klaarblij-  
 kelijk  uit  verschillende  bestanddeelen  gemengde  bevolking  eener  
 wereld  van  louter  eilanden  te  begrijpen,  zal  het  genoeg  zijn  op  
 een  enkelen,  maar  hoogst-gewigtigen,  der  groote  wegen,  waarlangs 
 *)  Logan,  Ethnology  of  the  Ind.  Arohip.,  t.  a.  p .,  p.  3 0 9 ,  310. 
 *)  Ygl.  Logan,  t.  a.  p.,  p.  314.