
 
        
         
		geschat,  hetwelk  in  hardheid  het  eerste  schier  evenaart.  Een  zeer  
 goed  werkhout  is  ook  het  kawi  of  bangean.  Het  kamferhout  (kajoe  
 kapoer)  en  dat  van den  raerbouw  en den bintangor'Twelks hast  tot  he-  
 kleeding  der  huiswanden  dient,  zijn  zeer  gezöcht  voor  het  bouwen  
 van  vaartuigen.  Doch  het  zou  ondoenlijk  zijn  alle  deugdzame  hout-  
 soorten,  die  Borneo  oplevert,  in  mijn  kort  bestek  op  te  soinmen;  
 het  aantal  der  boomsoorten,  die  goed  timmerhout  opleveren,  wordt  
 op  meer  dan  60  geschat,  terwijl  ongetwijfeld  nog  vele  andere  
 nuttig  waren  aan  te  wenden  tot  het  branden  van  houtskool  *),  
 Ik  wil  nog  slechts  het  bij  ons  zoo  geachte  ebbenhout  (kajoe  arang)  
 vermelden  en  het  donker  roode  kajoe  lakka,  dat  in  kleur  en  voor-  
 komen  naar  het  Brazilien-hout  gelijkt,  en  voor  den  handel  op  
 China  gezöcht  i s ,  beide  hier  en  daar  in  de  moerassige  vlakten  
 voorkomende  2).  In  dezelfde  streken  vindt  men  ook  het  kajoe  gah-  
 roe,  bij  ons  onder  de  namen  van  aloe-hout,  paradijs-hout,  agel-  
 hout  of  agalloche-hout  bekend,  ’twelk  door  verschillende  soorten  
 van  aquilarineae,  vooral  de  aquilaria  agalloche  geleverd  wordt.  
 Indien  het  van  goede  hoedanigheid  is ,  smelt  het  in  het  vuur  ge-  
 lijk  wa s,  en  verspreidt  het  een  aangenamen  geur,  waarom  het  
 vooral  in  China  als  reukwerk  in  hoöge  achting  staat.  Doch  het  
 zijn  alleen  zekere  harsachtige  plekken  in  den  stam,  door  eene  soort  
 van  ziekte  ontstaan,  die  dit  kostbaar  reukwerk  verschaffen  3).  Van  
 geheel  anderen  aard  is  het  fraai  gele  en  aangenaam  riekende  hout,  
 door  de  inboorlingen  bidaroe  genoemd  ,  dat  wegens  zijne  hardheid  
 ook  als  timmerhout  wordt  gebezigd  4). 
 Een  andere  bron  van  rijkdom  zijn  de  veelvuldige  harsen  en  gom-  
 men,  die  de  bosschen  van  Borneo  opleveren.  Hier  komt  de  eerste  
 rang  ongetwijfeld  toe  aan  de  kamfer,  het  voortbrengsel  van  een  
 boom,  welks  hout  ik  boven  reeds  roemde.  Deze  hoom,  door  de 
 ä)  L ow ,  p.  61. 
 _;)  2 ie   over  deze  en  vele  andere  houtsoorten  L ow ,  p.  58— 6 2 ,  van  
 Landen  N.  T .,  bl.  5 6 2 ,  T.  v.  N.  L,  t.  a.  p .,  bl.  109,  1 1 1 .  Over  het  lak-  
 kahout  vgl.  G.  Müller,  bl.  264. 
 3)  Adams,  p.  4 7 9 ,  Low,  p.  6 2 ,  G.  Muller,  bl.  254. 
 Lowy  p.  62.  .  ’  *  ’  ,  '  Ay 
 w 
 kruidkundigen  dryobalanops  camphora  geheeten,  behoort  tot  de  
 groep  der  dipterocarpeae,  die  slechts  boomen  van  reusachtige grootte  
 en  majestueus  voorkomen  bevat.  De  kamferboom  is  een  der  hoog-  
 ste  van  den  Archipel  en  verbeft  zijnen  stam  geheel  regtstandig  
 en  onverdeeld,  eerst  in  de  hoogte-  een  bolvormige  kruin  makend.  
 Kamfer-olie,  d.  i.  vloeibare  kamfer,  komt  voor  in  alle  boomen  en  
 in  alle  deelen  van  den  boom;  doch  in  vasten  vorm  komt  de  kamfer  
 alleen  in  de  houtvezels  en  dus  in  den  stam  voor,  en  wordt  
 zij  slechts  door  het  omhouwen  der  boomen  verkregen.  In  den  
 handel  heet  de  echte  kamfer  kapoer  Baroes,  naar  eene  plaats  
 van  dien  naam  op  Sumatra,  en  tot  onderscheiding  van  het  voortbrengsel  
 der  laurus  camphora  of Japansche  kamfer.  De  echte  kamferboom  
 is  tot  dusverre  alleen  op  Sumatra  en  Borneo  gevonden,  
 doch  op  het  laatste  eiland  nog  niet  binnen  het  gebied  der  Neder-  
 landsche  bezittingen,  ofschoon  de  heer  Tobias  beweert,  dat  hij  
 ook  in  de  binnenlanden  der  Westkust  wordt  aangetroffen  1).  Na  
 de  kamfer  komt  de  in  de  laatste  jaren  zoo  beroemd  geworden  getah  
 pertja^in  aanmerking.  Juister  zou  men  dit  merkwaardig  produkt  
 getah  taban  (taban-gom)  noemen,  daar  de  beste  soort  door  den  
 taban-boom  wordt  verschallt  en  de  pertja-boom  slechts  eene  mindere  
 hoedanigheid  oplevert.  De  taban-boom  bereikt  eene  hoogte  van  60  
 of  70  voet  en  heeft  twee  ä  drie  voet  in  diameter.  Tot  verkrijging  
 van  het  vocht  wordt  de  boom  geveld,  en  worden  van  afstand  tot  
 afstand  insnijdingen  in  den  hast  gemaakt,  en  daarbij  kokos-schalen  
 geplaatst  om  de  uitdruipende  gom  op  te  vangen.  Elke  boom  levert  
 van  5  tot  20  katties.  Ofschoon  dit  produkt  eerst  in  1843  bekend  
 werd,  is,  ten  gevolge  der  vlijtige  inzameling,  de  taban-boom  op 
 l)  Vele  betwiste  punten  betreffende  den  kamferboom  en  de  kamfer  zijn  
 voor  goed  afgedaan  door  de  monographic  van  Prof.  W.  H.  de  Vriese,  De  
 kamferboom  van  Sumatra  volgens  Dr.  Jungbuhns  waarnemingen,  Leyden,  
 1851;  doch  de  schrijver  laat  de  vraag  onbeslist,  of  de  kamferboom  van  
 Borneo  al  dan  niet  van  dien  van  Sumatra  verschilt  (aid., bl.  66).  Op  grond  
 der  mededeelingen  van  L ow ,  p.  44— 4 6 ,  meenen  wij  als  zeker  te  mo^en  
 aannemen,  dat  dit  produkt  op  beide  eilanden  door  denzelfden  of  on^eveer  
 denzelfden  boom  wordt  geleverd.  De  aangehaalde  bewering  van  den  heer  
 Tobias  (W .,  bl.  18)  wordt  wefirsproken  door  van  Lijnden  N.  T .,b l.  564.