
 
        
         
		teugelen  der  zeerooverij  had  bewezen,  zijne  ongeschiktheid  als  
 regeerder  bleek  weldra  maar  al  te  duidelijk.  Van  werkzaamheid  en  
 welvaart  vertoonde  zieh  geen  spoor,  en  de  voorschotten  door  het  
 Gouvernement  aan  den  Sultan  verleend,  werden  verteerd,  zonder  
 dat  men  het  doel,  het  herstel  van  de  oude  welvaart,  den  voorma-  
 ligen  handel  dezer  streek,  eene  schrede  nader  kwam.  De  aanhoip-  
 dende  geschillen  met  den  Panembahan  van Matan,  ende maatregelen  
 van  het  Gouvernement  zelve,  dat  de  opening  der  tinmijnen  tegen-  
 ging  en,  door  de  vrijverklaring  der  havens  van  Sambas  en  Pontia-  
 nak  in  1833,  den  handel  van  Sukkadana  aftrok  *),  werkten  daar-  
 toe  mede.  Om  Sukkadana  wat  op  te  beuren,  nam  de  Indische  
 regering  den  31sten  Augustus  1837  een  besluit,  waarbjj  de  haven,  
 die  tot  dusverre  voor  alle  vaartuigen,  niet  behoorende  onder  het  
 gebied  der  Nederlandsche  autoriteiten  ter  Westkust  van  Borneo,  
 tenzij  met  speciale  vergunning,  was  gesloten  geweest,  met  de  havens  
 van  Pontianak  en  Sambas  werd  gelijk  gesteld,  onder  voor-  
 waarde  dat  de  invoer  van  zo u t,  opium  en  wollen  en  katoenen  
 goederen,  voor  zooverre  zij  geene  voortbrengselen  van  den  Indischen  
 Archipel  waren,  alleen  regtstreeks  van  Pontianak  en  Sambas  
 mögt  geschieden  2).  Sedert  schijnt  de  handel  althans  eenigzins,  
 ofschoon  in  geringe  mate,  te  zijn  vooruitgegaan.  De volgende  tabel  
 van  het  verkeer  met  Pontianak  van  1843—1830  zal  daarvan  eenig  
 denkbeeid  geven. 
 T e  po nt iana k  v a n   su k k a - Va n   po nt iana k  n a a r  sü kka- 
 DANA  AANGEKOMEN. DANA  VERTROKKEN. 
 Jaren. Vaartuigen. Lasten. Vaartuigen. Lasten. 
 ln   1843 9 31 8 2 1 
 »  1844 16 230 21 91 
 »  1845 16 1 2 0 22 138 
 »  1846 8 4 170 24 87 
 »  1847 25 139 18 103 
 »  1848 28 73 8 19 
 »  1849 1 2 62 7 9 
 »  1850 31 92 15 28  •) 
 Mögt  men  het  verkeer  met  Pontianak  als  maatstaf  voor  het gansehe  
 handelsverkeer  nemen  ,  dan  zou  men moeten  aannemen, dat 
 de  uitkomsten  sedert 1847 weder merkelijk  ongunstiger  zijn  geweest. 
 De  bevolking  van  Sukkadana  werd  in  1831  door  den  heer  Francis  
 op  81  Maleische  huisgezinnen  of  omtrent  400  zielen  begroot  4);  de 
 *)  Off.  Stnlk.  HS.,  bl.  331. 
 s)  Staatsblad  v.  N.  I.  1 8 3 7 ,  n°.  40. 
 a)  Van  Lijnden  N.  T . ,  bl.  621  en  de  daarbij behoorende  tabel. 
 *)  Francis,  bl.  32. 
 zendeling  Thomson,  die  deze  plaats  in  1842  bezocht,  stelt  haar  
 op  6  a  700  Maleijers  en  een  12tal  Chinezen  £ j ;  de  Heer  Melvill  
 van  Carnbee,  op  zijne  statistieke  kaart  van  1849,  rekent  1204  zielen. 
   De  beide  eerste  opgaven  schijnen  enkel  op  de  hoofdnegerie,  
 de  laatste  op  het  geheele  district  betrekking  te  hebben  2).  In  
 1831  werd  door  het  Nederlandsch  Gouvernement  te  Sukkadana  
 een  civiel  gezaghebber  en  een  post  van  een  sergeant,  2  korporaals  
 en  16  man  gevestigd,  terwijl  f   1600  voor  het  bouwen  van  een  
 fortje  bestemd  werden  3).  Doch  bij  de  reorganisatie  der  mili-  
 taire  magt  op  Borneo  in  1833  werd  de  post  weder  ingetrokken,  
 terwijl  hier  sedert  1834  het  Nederlandsch  gezag  door  een  posthou-  
 der,  op  een  traktement  van  f  130  ’s  maands,  met  behulp  van  vijf  
 oppassers  gehandhaafd  wordt  4). 
 Aan  de  beide  uithoeken  der  baai  van  Sukkadana  vindt  men  eenige  
 boven  het  water  uitstekende  reven  en  klippen.  Van  den  zuid-weste-  
 lijken  hoek  strekt  zieh  een  met  boomen  en  hooge  rotsklompen  bezet  
 rif  tot  zöö  digt  bij  het  eilandje  Salanama  u it,  dat  de  doorgang  
 tusschen  het  rif  en  het  eiland  slechts  voor  kleine  booten  geschikt  
 is.  Een  weinig  ten  Noorden  van  het  eiland  ligt  een  groote  k lip ,  
 Batoe  Mandi  geheeten,  die  met  vier  kruinen  uit  het  water  steekt.  
 Het  kanaal  tusschen  deze  klip  en  het  eiland  is  te  naauw,  om  het  
 doorvaren  raadzaam  te  maken;  maar  achter  het eiland  vinden  kleiue  
 vaartuigen  ook  in  den  West-moeson  eene  goede  ligplaats  5). 
 Een  weinig  ten  Zuiden  der baai van Sukkadana ,  vormt  de zee  we-  
 derom  eene  bogt,  ruim  genoeg  om  tot  ankerplaats  voor  groote  praau-  
 wen  te  dienen,  en  waar  men  7  of  8 ,  en  bij  vloed  tot  10  of  11  
 voet  water  heeft.  De  oevers  zijn  gedeeltelijk  door  den  berg  Datoe  
 begrensd  en  met  rotsen  bezet,  gedeeltelijk  gevormd  door  een  zan-  
 dig  strand,  waar  twee  kleine  beekjes  helder  en  zoet  water  bevat- 
 *)  Thomson,  p.  128. 
 s)  Francis  stelt,  bl.  3 ,  de  bevolking  van  het  geheele  rijk  van  Brussel  
 op  12,270  Dajaks,  1685  Maleijers,  30  Boeginezen  en  12  Chinezen,  te  
 zamen  13,997.  Deze  opgave  schijnt  het  geheele  gebied  van  Sukkadana,  
 Matan  en  Simpang,  doch  met  uitzondering  der  vele  nagenoeg  onafhankelijke  
 Dajaks,  te  betreffen.  Zij  is  echter  in  dat  geval  veel  te  laag. 
 8)  Off.  Stukk.  H S .,  bl.  90—94;  vgl.  Francis,  bl.  3 2 ,  34;  Thomson, 
 p.  128. 
 *)  Off.  Stukk.  H S .,  bl.  299—322.  De  eerste  posthouder  was  de  heer  
 von  Dewall,  vroeger  opper-wachtmeester  der  Djajang-Sekars  te  Cheribon,  
 later  assistent-resident  van  Koetei  (zie  Inleiding,  bl.  LXXXI). 
 *)  G.  Muller,  bl.  2 5 6 ,  355.