
 
        
         
		en  terwijl  een  deel den dood  vond  in  de  golven,  werden  de  overigen  
 op  de  andere  b rik ,  op  welke  zieh  de  Gouverneur  bevond,  opgeno-  
 men,  waarna  zij  zieh  zoo  spoedig  mogelijk  verwijderde.  Vijf  en  
 veertig  stukken  geschut  en een  aanzienlijk  bedrag aan geld  en  goede-  
 ren,  te  zarnen  op  wel  een millioen  Spaansche  matten  geschat,  vielen  
 in  handen  van  Tenteng;  doch  volgens  de  Engelsche  berigten  werden  
 van  bet  garnizoen  sleehts  13  man  gemist.  De  Datoe’s  van  Soe-  
 loe,  voor  de wraak  der Engelschen  beducht,  verklaarden Tenteng ver-  
 vallen  van  zijne  waardigheid  als  hoofd,  en  verbanden  hem  uit  het  
 land;  doch  toen  hij  den  25sten  Maart  met  zijn  rijken  buit  te  Soe-  
 loe  aankwam,  vergaten  zij  hunne  vrees,  en  haalden  hem  met  ge-  
 juich  in ,  en  een  Engelsch  oorlogschip,  dat  den  6den  Julij  het eiland  
 Balambangan  en  de  gestolen  goederen  kwam  opeischen,  moest  on-  
 verrigter  zake  vertrekken.  Vreemd  is  het  dat de geschonden Britsche  
 vlag  ongewroken  is  gebleven  *). 
 Terwijl  de  Engelschen  op  Balambangan  gezeten  waren,  trachtten  
 zij  hunnen  invloed  ook  over  de  naburige  gewesten  uit  te  breiden.  
 Reeds  vóór  1760  hadden  jaarlijks  schepen  der  Compagnie  de  haven  
 van  Broenei  bezocht  2) ;  en  zelfs  had  zieh  in  1772  het  schip  Bril-  
 lance  naar  Passir  aan  de  Zuid-oostkust  van  Borneo  begeven,  . om  
 aldaar  eene  faktorij  op  te  rigten,  als  eene  stapelplaats  voor  opium  
 en  Indische  stukgoederen  en  voor  den  smokkelhandel  in  specerijen,  
 ofschoon  het  wegens  den  onrustigen  staat  des  lands  onverrigter  
 zake  was  teruggekeerd  3).  Toen  echter  de  Britten  in  Balambangan  
 een  vast punt  in  deze  wateren  erlangd  hadden,  achtten  zij  het 
 *)  Ik  ben  hier  hoofdzakelijk  het  zeer  uitvoerig  verhaal  gevolgd,  uit  
 Spaansche  bronnen  medegedeeld  door  Belcher,  I ,   p.  285—2 9 3 ,  met  ver-  
 gelijking  van  de  teregtwijzing,  I I ,  p.  1 1 9 ,  van  Hunt.  S.  A .,  p.  3 5 ,  5 2 ,  
 en  van  Keppell,  D .,  I I ,   p.  164.  Zie  nog  Temminck,  p.  4 4 5 ,  en  Hunt  
 B .,  p.  XLVHI. 
 s)  Hunt  B . ,  p.  XXV. 
 s)  Leyden,  p.  1 7 ,  Raffles,  Hist,  of  Java,  I ,   p.  2 6 7 ,  Earl,  p.  334.  
 Hunt  B .,  p.  X X V ,  zegt  daarentegen,  dat  in  1775  het  schip  Bridgewater  
 naar  Passir  gezonden  werd.  Het  jaartal  heeft  eenige  waarschijnlijkheid,  
 dewijl  dan  deze  onderneming  van  Balambangan  kon  zijn  uitgegaan,  maar  
 daar  Hunts  aanteekeningen  meestal  sleehts  memoriter  opgeteekend  schijnen,  
 durf  ik  zijn  gezag  niet  tegen  dat  van  Leyden  en Raffles  in  de schaal  leggen. 
 wenschelijk  inzonderheid  met  Broenei  in  nadere  betrekking  te  körnen, 
   en  zond  de  Gouverneur  van  Balambangan  in  1774  den  heer  
 Jesse  derwaarts,  om  een  contract met  den  Sultan  tesluiten.  Hetdoel  
 dezer  zending  werd  volkomen  bereikt.  Het  bestuur  van  Balambangan  
 beloofde  den  Sultan bescherming  tegen  de  roovers  van  Soeloe en Mindanao, 
   en  bedong  daarentegen  voor  die  vestiging  het  uitsluitend  
 regt om  peper  uit  Broenei  uittevoeren,  in  de  hoop  van  daardoor  de  
 Ghinesche  jonken,  die  dit  artikel  aldaar  afhaalden,  naar  Balambangan  
 te  lokken  1).  Aan  de  voorwaarden  van  dit  verdrag  kon echter  
 geen  gevolg  worden  gegeven,  daar  het  reeds  in  het  volgende  jaar  
 bleek,  dat  de  bezetting  van  Balambangan,  in  stede  van  bescherming  
 aan  anderen  te  verleenen,  zelve  die  bescherming  behoefde.  
 De  b r ik ,  die  toen  aan  de  roovers  ontsnapte,  zette  koers  naar Broen 
 e i,  waar  de  vlugtelingen  wel  ontvangen  werden  2).  Waarschijn-  
 lijk  werd  toen  of  het  jaar  te  voren  de  faktorij  gebouwd,  waarvan  
 ten  tijde  van  den  heer  Hunt  (1812)  de  overblijfselen  nog  aanwezig  
 waren  3),  De  Engelsche  handelden  h ie r ,  doch  op  kleine  schaal,  
 in  stukgoederen,  die  zij  ruilden  tegen  peper  en  stofgoud  4).  Forrest  
 ,  die  in  1 7 7 3 ,  op  zijne terugreis van Nieuw-Guinea, Broenei bezocht, 
   vond  er  het  verkeer  met  China  nog  bloeijende  5);  maar  se-  
 dert  nam  de  handel  dezer  plaats  meer  en  meer  af  en  werd  Borneo’s  
 Noordkust  meer  en  meer  een  ontoegankelijk  rooversnest.  Dus  werd  
 in  1788  het  schip  May  van  Calcutta  te  Broenei  afgeloopen,  al  de  
 Europeanen  omgebragt  en  de  laskars  tot  slavernij  gedoemd,  terwijl  
 de  roovers  van  Broenei  en  Sambas  in  1803  het  schip  Susanna  van 
 J)  Raffles,  t.  a.  p.,  p.  2 6 7 ,  Low,  p.  1 0 0 ,  Logan,  p.  5 1 2 ,  Leyden, 
 p.  6.  —   Belcher,  I I ,  p.  169— 1 7 3 ,  geeft  een uittreksel  van  het  verslag 
 van  den  heer  Jesse  aan  het  Hof  van  directeuren. 
 2)  Logan,  p.  512,  Keppell,  D .,  I I , p.  1 6 4 ,  Temminck,  p.  446. 
 3)  Hunt  B .,  p.  XXV.  Temminck  en  ook Keppell  zouden  doen  vermoeden, 
   dat  deze  faktorij  was  aangelegd  op  het  eiland  Laboean,  doch  die  
 omstandigheid  zou  zeker bij  de  latere  inbezitneming  van  Laboean niet  voor-  
 bijgezien,  en  door  Mundy,  Belcher,  o f  andere  schrijrers  over  die  gebeur-  
 tenis  vermeld  zijn. 
 *)  Leyden,  p.  7. 
 ')  Voyage  to  New  Guinea,  p.  3 8 0 ,  3 8 1 ,  en  uittreksels  daaruit  bij  
 Logan,  p.  524,  5 2 5 ,  6 1 3 ,  614.