
 
        
         
		V III I N H 0   IJ D. 
 VIERDE  H O O F D S T U K ..................................................................  .  bl.  59. 
 Ligging  en  grenzen  van  Landak,  Mandor  en  Mampawa. —   De  rivier  van  Landak. —  Poelo  
 Anjoet.  —   De  rivier  van  Mandor.  —  Kampongs  der  Chinezen.  —   Kopererts  aan  de  Peniti-  
 rivier.  —   Aantal  en  middelen  van  bestaan  der  Chinezen  van  Mandor.  —  Grondgesteldheid,  
 voortbrengselen  en  bevolking  van  Landak.  —-  De  gondmijn  van  Belentian.  —  De  diamant-  
 mijnen.  —   Geschiedenis  der  diamantgraverij  en  van  den  diamanthandel.  —   H e t  slijpen  der  
 diamanten.  —-   Kenteekenen  der  aanwezigheid  van  diamanten.  —   He t  graven  en  wasschen  der  
 diamanten.  —   Beroemde  diamanten.  —   Tooneelen  längs  de  Landak-rivier.  ——  Sangkoe.  -  •  
 Ngabang.  — Monggo.  —   Watervallen  op  de  boventakken  der  Landak-rivier.  —  De  Bentjoe-  
 kei.  —   De  Djamboe.  —  Karangan. —  Saretok.  —  De  rivier  en  het  rijk  van  Mampawa. 
 VIJEDE  HOOFDSTUK    ............................. .  *  bl.  89. 
 H e t  gebied  der  Sambas-rivier.  —   G ro o tte ,  bevolking  en  grenzen  van  Sambas.  —■  Loop  der  
 rivier. —   De  negerie  Sambas. —   Handel  van  Sambas.  —   He t  Nederlandsch  établissement. —  
 Tooneelen  op  de  rivier.  —   P o rt  Sorg.  —•  Pamangkat.  —  Rivieren  bezuiden  Sambas.  —  De  
 Chinesche  mijn-districten.  —   Mijnarbeid,  h andel,  landbonw  en  visscherij  der  Chinezen.  —  
 De  partijen  van  Tai-kong  en  Sin-ta-kioe.  —  Sinkawang.  -*  Koelor  en  Tengahan.  —   De  
 vlakte  en  het  meir  van  Montrado.  —-  De  hoofdstad  Montrado.  —  Poelo  Kabong  en  Tandjong  
 Batoe-belat. —  Districten  ten  Oosten  en  Noorden  der  rivier  van  Sambas.  —  Tandjong  Boegi-  
 raja.  —  Tandjong  Pajong.  —■  De  berg  Palo.  —   Likoe.  —  Tandjong  Palo  en  de  naburige  
 eilanden.  Tandjong  Api.  —   Tandjong  Datoe. 
 ZESDE  HOOFDSTUK  . . . . . . . . . . . . .   bl.  117. 
 Natnurlijke  en  politieke verdeeling  van  de  landen  ten  Zuiden  van  het  gebied  der  Kapoeas. —  
 De  baai  van  Simpang.  •—  Het  voorgebergte  Boekit-Laut.  —  Het  Palongan-gebergte.  —  De  
 rivier  van  Simpang.  —   De  Semandang.  —   Dajaksche  kampongs  aan  de  Semandang  en  Kwa-  
 lang.  —   De  negerie  Simpang.  —   De  Sidjouw-  en  Matan-rivier.  -—  Bevolking,  voortbrengselen  
 en  handel  van  Simpang.  — Kost  van  Sukkadana.  —   Tinerts  op  de  Westkust.  —  De  bogt  
 en  rivier  van  Sukkadana.  —  De  negerie  Sukkadana  of  Nieuw-Brussel.  —   Eilandjes  längs  de  
 kust. —   De  Sidoeh-rivier. —  De  Karimata-archipel. —  Groot-Karimata.  —   Soeroetoe.  —  Pa-  
 noembangan. 
 ZEVENDE  HOOFDSTUK.  .  bl.  138. 
 Grenzen  en  bevolking  van  Matan.  —   Vrije  Dajaks.  —   De  diamant  Danau  Radja.  —  
 Luchtsgesteldheid,  voortbrengselen  en  handel  van  Matan.  —   De  monden  der  Pawan-rivier.  —  
 De  kampong  Katapan.  —■  De  kampong  Kajoeng  of  Matan. —   De  Laoer  en  'verdere  boventakken  
 der  Pawan-rivier.  —   Tooneelen  nabij  de  Kajoeng-rivier.  —   De  Westkust  van  Matan  en  
 de  Kandawangan-rivier.  —   Rivieren  der  Zuidkust.  —   He t  landschap  Djellei. 
 TWEEDE  BOEK.  G - e s c h i e d e n i s   v a n   d e   v r o e g s t e   t i j d e n 
 t o t   1791.  .  .  .  .  . . . . .   .  .  .  .  .  .  .  .  bl.  155. 
 EERSTE  HOOFDSTUK.    .............................. ;  ;  ;  „ 1 5 7 . 
 Duisterheid  van  Borneo’s  vroegste  geschiedenis.  —   Oorsprong  der  vroegste  bevolking.  —  
 De  stammen  der  Dajaks  en  hunne  verscbeidenheid. —  Pogingen  to t  classiticatie  van  de  Dajaks  
 4 e r   Wester-afdeeling.  —   Chinesche  legende  aangaande  den  oorsprong  der  Dajaks.  —   Oude  
 grafheuvels  en  urnen.  —   Sporen  der  Hindoes  op  Borneo.  —  Gemis  van  letterschrift  bij  de  
 Dajaks.  —   Karakter  hunner  overleveringen.  —   Historische  overleveringen  der  Dajaks. 
 TWEEDE  HOOFDSTUK    ........................ ......  :  .  .  bl.  179. 
 Oorsprong  der  Maleijers  op  Borneo.  —  Wijze  van  kolonisatie  der  Maleijers.  —   Onderhoo-  
 righeden  van  het  rijk  van  Madjapahit  op  Borneo.  —  Tijd  van  de  vestiging  der  Maleische  en  
 Javaansche  koloniën.  —  Gewigt  van  het  rijk  van  Sukkadana  in  de  geschiedenis  der Westkust.—  
 Overleveringen  aangaande  Brawidjaja,  stichter  van  dit  rijk. —   Zijne  vier  eerste  opvolgers.  —  
 Overleveringen  betreffende  de  Karimata-eilanden.  —  Regering  van  Pangeran  Anom  te  Sukkadana  
 en  zijn  oorlog  tegen  Sintang.  —  Daden  van  Panembahan  Ajer-Mala,  Panembahan  di  
 Baroeh en Panembahan  Giri  Koesoema.  —   De  Islam  op  Borneo’s  Westkust.  —  Oorsprong  der  
 Mohammedaansche  vorsten  van  Landak.  —  Huwelrjk  der  erfprinses  van  Landak  met  den  vorst  
 van  Sukkadana. 
 DERDE  HOOFDSTUK  .  ;  .    .................................... :  ;  .  bl.  196. 
 Eerste  bezoeken  der  Nederlanders  op  Borneo.  —  Wedervaren  van  Olivier  van  Noort  te 
 I N  II 0  U D. IX 
 Broenei.  —   Van  Waerwijck  op  Borneo’s  Westkust.  —-   Hans  Roef  te   Sukkadana.  —   Zending  
 van  Samuel  Bloemaert  naar  Borneo.  —  Regering  der  Ratoe  Boenkoe  te  Sukkadana.  —   Ver-  
 rigtingen  van  Bloemaert  te  Sukkadana.  —  He t  rijk  van  Sambas  verschijnt  op  het  tooneel  der  
 geschiedenis.  Nieuwe  instructiën  en  plannen  van  Bloemaert.  —   Hij  sluit  een  contract  met  
 Sambas.  —   Zijne  verrigtingen  aldaar. — Treurige  staat  onzer  zaken  op  Borneo’s Westkust.—   
 Vertrek  van  Bloemaert.  —  Hendrik  Vaak  op  de  Westkust.  —  Onze  kantoren  aldaar  opge-  
 broken.  —  Giri  Moestaka  aanvaardt  de  regering  te  Sukkadapa. 
 VIERDE  H O O F D S T U K ........................................................................bl.  213. 
 Giri  Moestaka  neemt  den  tite l  aan  van  Sultan  Mohammed  Tsafioe’d-din.  —   Radja  Tengah,  
 scboonbroeder  des  Sultans,  vestigt  zieh  te  Sambas.  —   Staat  van  Sambas  te  dier  tijde.  —  
 Lotgevallen  van  Radin  Soleiman,  zoon  van  Radja  Tengah.  •  Zijne  regering  te  Sambas  onder  
 den  titel  van  Mohammed  Tsafioe’d-din.  ——  Dood  van  Sultan  Tsafioe’d-din  te  Sukkadana  en  
 aanvaarding  der  règering  door  Sultan  Zeinoe’d-din.  Lotgevallen  van  Radin  Bima  en  zijne  
 regering  te  Sambas  als  Sultan  Mohammed  Tadjoe’d-din.  —   Sultan  Omar  Akama’d-din  (Mar-  
 hoem  Adil)  volgt  hem  op. —  Kapitein  de  Roy  wordt  te  Banjer-massin  de  vertrouwde  van  eenen  
 prins  van  Sukkadana.  —  De  Roy  bezoekt  Sukkadana.  1—  Zijne  beschrijving  van  die  plaats. 
 VLJFDE  H O O FD ST U K .................................................*  . . . .   bl.  228. 
 De  Pangeran  van  Landak  komt  in  het  bezit  van  den  diamant  Danau  Radja.  —-   De  Sultan  
 van  Sukkadana  poogt  zieh  van  dien  steen  meester  te  maken.  —  Oorlog  tusschen  Sukkadana  
 en  Landak.  •  Landak  vraagt  den  bijstand  van  Bantam.  -—  Bantam  verovert  Sukkadana  met  
 de  hulp  der  O.  I .  Compagnie.  —  Landak  en  Sukkadana  cijnsbaar  aan  Bantam.  —   Handel  
 der  O.  I .   Compagnie  op  deze  gewesten. —   De  Sultan  van  Sukkadana  roept  de  hulp  der  Boe-  
 ginezen  in.  ——  Vroegere  vestiging  der  Boeginezen  op  Borneo’s  Oostkust.  —  De  Boeginesche  
 prins  Daeng  Menambon  herstelt  den  Sultan  van  Sukkadana  op  den  troon  en  huwt  zijne  doch-  
 te r.  —  Oorsprong  van  het  vorstengeslacht  en  de  Boeginesche  kolonie  te  Mampawa.  --t-   Boeginesche  
 Onderkoningen  te  Riouw.  ——?.  Opvolgers  van  Marhoem  Adil  te   Sambas  en  van  Sultan  
 Zeinoe’d-din  te  Sukkadana.  —   Opkomst  van  Simpang. 
 ZESDE  H O O E D S T H K .............................................................................bl.  246. 
 De  Arabieren  in  den  Indischen  Archipel  en  inzonderheid  op  Borneo’s  Westknst.  —   Lotgevallen  
 van  Sjerief  Hoesein  el-Kadri.  —  Karakter  en  loopbaan  van  zfln  zoon  Sjerief  Abdoe’r -   
 rahman.  —  Stichting  en  aanvankelijke  bloei  van  Pontianak.  —  Landak  roept  tegen  Abdoe’r-  
 rahroan  de  hulp  van  Bantam  in.  -iSZending  van  den  heer  Kloek  naar  Pontianak. —  Misverstand  
 tnsschen  den  heer  Kloek  en  Sjerief  Abdoe’r-rahman. —  Onderhandelingen  van  Abdoe’r-rahman  
 met  de  O.  I .  Compagnie.  —  Bantam  draagt  aan  de  O.  I .  Compagnie  zijne  regten  op  Landak  
 en  Snkkadana  over.  —  De  heer  Palm  bezoekt  Borneo  als  Commissaris.  —  Contract  met  Abdoe’r 
 rahman  als  Sultan  van  Pontianak  en Sangouw. — Vestiging  eener  faktorij  te  P o ntianak.—  
 Verrigtingen  van  den  heer  Palm  te  Landak.  —  Vroegere  geschiedenis'van  Sangonw.  —   Mis-  
 lukte  pogingen  van  Abdoe’r-rahman  om  zieh  in  het  bezit  van  dat  rijk  te   stellen. 
 ZEVENDE  HOOFDSTUK  . .    ..........................................................bl.  269. 
 Oorlog  der  Compagnie  met  Salangor  en  Riouw.  —   Radja  Ali,  Onderkoning  van  Riouw,  
 vlugt  naar  Mampawa.  —   Geschillen  tnsschen  Sambas,  Mampawa  en  Poutianak.  ——  Bloei  van  
 Sukkadana  onder  Sultan  Ahmed  Kamaloe’d-din.  —  Radja  Ali  vestigt  zieh  te  Sukkadana.  —  
 De  Compagnie  verbindt  -zieh  met  den  Sultan  van  Pontianak  tegen  Sukkadana  en  Mampawa. ——  
 Vernieling  van  Sukkadana. >--?  Yerovering  van  Mampawa.  —  Sjerief  Kasim,  zoon  van  den  
 Sultan  van  Pontianak,  to t  Panembahan  van  Mampawa  benoemd.  —   Contract  met  Mampawa  
 en  toestand  van  die  plaats  na  de  verovering.  -r-  De  zetel  van  het  rgk  van Matan  en  Sukkadana  
 naar  Kajoeng  verlegd.  —  Mislukte  poging  der  Compagnie  om  haar  gezag  door  den Sultan van  
 Matan  te  doen  erkennen.  —  Oneenigheden  tusschen  den  Sultan  van  Matan  en  zijn  zoon.  —  
 Mohammed  Djamaloe’d-din  wordt  Sultan  van  Matan.  —  Slechte  uitkomsten  van  de  vestiging  
 der  Compagnie  op  Borneo’s  Westkust;  —  Zij  breekt  in  1791  hare  kantoren  op. 
 DERDE  BOEK.  De  o p k o m s t   e n   i n r i g t i n g   d e r   c h i n e s c h e   K o l 
 o n i e n   EN  DÉ  ZEEROOVERIJ..................................................................   bl. 283. 
 EERSTE  HOOFDSTUK    .......................................... "  285. 
 Eigenaardig  k a ra k te rv a n   Borneo’s  Geschiedenis  door  den  strijd  en  de  wrijving  van  kolonisten  
 van  verschillende  natiën.  —  De  Chinesche  pelgrim  Pa-Hiën  bezoekt  den  Archipel  in  
 414.  —   Verkeer  der  Chinezen  met  Pha-la  (Pappal?)  op  Borneo’s  Noordkust  in  de  zevende  
 eeuw.  —  Gezantschappen  van  Java  naar  China  in  de  tiende  en.  elfde  e e uw .—  Berigten  van  
 Marco Polo  omtrent  het  handelsverkeer  der  Chinezen  inet  den  Archipel  in  de dertiende eeuw.