
 
        
         
		goede  verstandhouding  waren,  nopen  zou  deel  aan  den  strijd  te  
 nemen.  Bloemaert  beloofde  hem  krachtdadige  hulp  tegen  al  zijne  
 vijanden,  mits  hij  werkelijk  aan  zijne  wenschen  ten  opzigte  der  
 diamanten  kon  voldoen.  Daartoe  wendde  dan  ook  de  Vorst  de  
 ijverigste  pogingen  aan.  Hij  zond  afgezanten  met  eene. praauw  naar  
 de  Dajaks,  om  hun  aan  te  bieden  zonder  eenige  betaling  van  toi  
 in  zÿn  land  met  de  Nederlanders  te  komen  handelen.  De  Dajaks be-  
 loofden  eerst  op  hunne  heurt  gezanten  naar  Sambas  te  zenden  tot  
 het  sluiten  eener  overeenkomst,  maar  noodigden  later  den  Vorst  
 u it,  om  zelf  naar  de  binnenlanden  te  komen  en  met  hunne  hoot-  
 den  te  onderhandelen,  terwijl  zÿ  hem  een  diamant  van  meer  dan  
 3 0   karaat  als  monster  zonden,  met  berigt  dat  steenen  van  4   tot  
 24  karaat  in  hun  land  niet  zeldzaam  waren.  Intusschen  schÿnt  
 Bloemaert  voorloopig  naar  Sukkadana  teruggekeerd  te  zijn.  Hier  
 had  de  Ratoe  door  eene  van  Landak  gekomen  praauw  kennis  ge-  
 kregen  van  de  gevoerde  onderhandelingen,  die  haar  werden  voorge-  
 steld  als  een  toeleg  van  den  Vorst  van  Sambas  om  zijne  aanspraken  
 op  de  Dajaks  van  Landak  met  de  hulp  der  Nederlanders  te  doen  
 gelden.  Hevig  hierover  verstoord,  besloot  zij  dadelijk  tien praauwen  
 met  2  à  300  man  derwaarts  te  zenden,  om  haar  gezag  te  
 handhaven,  en  deed  aan  Bloemaert  bittere  verwijtingen,  als  of  hij  
 het  er  op  toeleide  om  haar  land  te  bederven.  Deze  verontschui-  
 digde  zieh  met  te  zeggen,  dat  de  Holländers  slechts  als  kooplie*  
 den  kwamen  en  diamanten  zöchten  waar  die  maar  te  krijgen  waren,  
 maar  dat,  zoo  de  Vorst  van  Sambas  iets  uit  zijnen  naam  mogtge-  
 schreven  hebben,  hij  daarvan  volstrekt  geene  kennis  droeg.  Hij  
 stelde  daarop  nogmaals  aan  de  Ratoe  voor  een  contract  met  haar  
 te  maken,  doch  zij  weigerde  dit  volstandig,  zeggende  dat  het  haar  
 onverschillig  was,  of  wij  al  dan  niet  te  Sukkadana  ten handel  kwamen. 
   Zij  liet  zelfs  de  Landakkers  verbieden  onze  faktorij  te  be-  
 zoeken,  en  de  spanning werd  zoo  groot,  dat  Bloemaert  ernstig  voor  
 zijne  veiligheid  begon  te  vreezen,  ofschooon  hij  tevens  de  noodza-  
 kelijkheid  inzag  om  de  meest  verzoenende  taal  te  spreken,  tot  zieh  
 de  gelegenheid  voor  eene  verplaatsing van  ons  kantoor zou opdoen 1). 
 Naar  Sambas  teruggekeerd,  vond  Bloemaert  de vrees  voor  een  aan-  
 val  van  Broenei  niet  weinig  toegenomen.  Men  had  berigt  ontvan«  
 gen  dat  de  Sultan  van  dat  rijk  bezig was  130  praauwen  ten  oorlog 
 toe  te  rü s ten ,  en  de  schrilc  onder  de  bevolking  van  Sambas  was  
 zoo  groot,  dat  zij  zieh  gereed  maakte  met  de  voorhanden  vaartui«  
 gen  hare  woonplaats  te  ontvlugten.  De  verschijning  van  het  Ne-  
 derlandsche  jagt  gaf  haar  echter  nieuwen  moed,  en  de  Vorst  van  
 Sambas  leide  de  grootste  begeerte  aan  den  dag  naar  een  verbond  
 met  de  Nederlanders,  in  de  hoop  van  zieh  daardoor  tegen  zijne  
 vijanden  te  versterken  *).  Den  l sten  October  1609  kwam  dan  ook  
 een  contract  tot  stand,  hetwelk  als  de  eerste  overeenkomst,  in  naam  
 der  0.  I,  Compagnie  met  een  der  vorsten  van  Borneo  gesloten,  onze  
 aandacht  bijzonder  verdient.  Het  bevatte  in  negen  artikelen  hoofd-  
 zakelijk  de  volgende  bepalingen.  De  Compagnie  beloofde  den  Vorst  
 van  Sambas  te  helpen,  om  zijne  landen  en  onderdanen  tegen  alle  
 geweld  en  vijandelijke  aanvallen  van  den  kant  der  Spanjaarden  en  
 Portugezen  te  beschermen,  en  gelastte  tevens  hare  kapiteinen  en  
 gecommitteerden,  te  Sambas  residerende,  hem  met  al  hun  volk  ook  
 tegen  alle  andere  buitenlandsche  vijanden  bij  te  staan,  die  zijn  land  
 mogten  aanvallen,  ofschoon  zij  niet  gehouden  waren  deze  hulp  ook  
 uit  te  strekken  tot  aan vallende  oorlogen,  door  Sambas  tegen  andere  
 staten  gevoerd.  Daarenlegen  verbond  zieh  de  Vorst  van  Sambas,'  
 zoo  in  dat  gewest,  als  in  de  verder  onder  zijn  gebied  staande  landen, 
   onder  welke  Mampawa  en  Landak  uitdrukkelijk  genoemd  worden  
 ,  aan  de  ingezetenen  der  Vereenigde  Nederlanden  vrijen  handel  
 en  verlof  tot  oprigting  eener  sterkte  ter  verzekering  hunner  perso-  
 nen  en  goederen  te  verleenen  ,  zonder  dat  zij  met  de  betaling  van  
 eenige  tollen  of  ongelden  zouden  bezwaard  worden.  Aan  allen  die  
 van  de Vereenigde  Nederlanden  commissie  hadden,  zou  het  vrijstaan  
 zijne  landen  zonder  eenigen  hinder  of  overlast  te  doorreizen  en  zieh  
 zelfs  met  de  Dajaks,  die  de  diamanten  vischten,  in  regtstreeksche  
 betrekking  te  stellen.  Te  gelijkertijd  zou  aan  de  Spanjaarden,  Portugezen, 
   Engelschen,  Franschen  en  alle  andere  Europesche  natien  
 de  toegang  tot  de  landen  van  Sambas  worden  ontzegd;  en  wat  in-  
 zonderheid  de  diamanten  betreft,  de  handel  daarin  zou  zelfs  aan  de  
 inlandsche  kooplieden  verboden  zijn  en  het  gansche  product  tegen  
 matige  prijzen  aan  de  Nederlanders  moeten  worden  afgestaan.  Ein-  
 delijk  beloofden  deze  laatsten,  ingeval  de  geneigdheid  der  Dajaks  om  
 met  hunne  diamanten  naar  Landak  te  komen,  voldoende  blijken  
 mögt,  hun  kantoor  te  Sukkadana  op  te  breken  en  zieh  uitsluitend 
 *)  Bloemaert,  bl.  1 0 4 ,  105.  
 I.