
 
        
         
		tak  gevormd,  tot  den  staat  van  Simpang,  dien  wij  beneden  nader  
 zullen  leeren  kennen,  terwijl  de  vorst  van  dat  land  ook  nog  eeni-  
 ge  aanspraak  maakt  op  een  deel  der  meer  noordwnarts  gelegen  
 onbewoonde  moerassen  en  wildernissen  1).  Al  bet  overige  wordt  
 gerekend  tot  het  rijk  van  Pontianak,  van  hetwelk  zieh  echter  de  
 kleine  staat  van  Keeboe  onder  een  eigen  hoofd  heeft  afgezonderd.  
 Eenige  Malcische  en Arabische  familien  van  Pontianak  hebben  name-  
 lijk  eene  negerie  gesticht  aan  de  rivier  Terentang,  waaraan  zij  den  
 naam  van  Koeboe,  d.  i.  verschansing,  hebben  gegeven,  en verschaffen  
 zieh  hier  het  Ievensonderhoud  door  landbouw,  visscherij ,  kleinen  
 handel,  vooral  met  Pontianak,  en het aanbouwen  van vaartuigen-  
 Hun  opperhoofd  is  een  Sjerief,  die  met  den  Vorst  van  Pontianak  
 door  banden  van  bloedverwantschap  verbünden  is.  Deze  magtige  
 despoot  voert,  volgens  den  heer  van Lijnden,  den schepter  over  328 
 zielen,  waaronder  2 8   Chinezen,  terwijl  zijne hoofdplaats  niet minder  
 dan  10  huizen  telt  2).  Ik  moet  hierbij  echter  opmerken,  dat  
 deze  opgave,  gelijk  doorgaans  die  van  den  heer  van  Lijnden  3) ,  
 zeer  laag  gesteld  is  ,  en  sommige  schrijvers  de  bevolking  van  Köe-  
 boe  tot  wel  2000  zielen,  waaronder  180  Chinezen,  doen  opklim-  
 men  4).  Onder  deze  bevolking  behooren  ook  de  visschers  van  
 Dapong,  eene  verzameling  van  8  of  9  huizen  ten  Noorden  der  Pa-  
 dang-Tikar-rivier  5).  Een  soortgelijk  staatje. als  Koeboe  was  voor-  
 maals  Meinbawang  6) ,  meer  noordwaarts,  tusschen  de  Poengoer  en  
 de  Oelah,  met  eene  negerie  aan  laatstgenoemde,  gelegen  ,  en de Sjerief, 
   die  daar  in  1822  het  gezag  voerde,  was  een  broeder  van  dien  
 van  Koeboe.  Sedert  is  deze  staat  van  de  kaarten  verdwenen  en  
 naar  het  schijnt  met  dien  van  Koeboe  versmolten,  zoodat  dit  laat- 
 4)  Yan  Lijnden  N.  T .,  bl.  5 6 8 ;  vgl.  Tobias  "W.,  bl.  7  ,  en  de  kaart  
 van  von  Derfelden.  G.  Müller  noemt,  bl.  224,  de  Padang-Tikar-rivier  de  
 grens  tusschen  Koeboe  en  Simpang. 
 s)  Van  Lijnden  N.  T .,  bl.  5 7 3 ,  583. 
 s)  Vgl.  Groll,  aant.  op  van  Lijnden  N.  T . ,  bl.  582. 
 4)  Francis,  bl.  4.  Het  juiste  door  hem  opgegeven  cijfer  is  2 0 3 4 ,  t. w.  
 1656  Maleijers,  150  Chinezen  en  28  Arabieren.  Hartmann  HS.  I ,  bl.  14 ,  
 geeft  juist  dezelfde  cijfers  voor  de  Maleijers  en  Chinezen,  maar  maakt  Van  
 de  Arabieren  geen  gewag.  Tobias  W .,  bl.  2 2 ,  vgl.  7 ,  stelt  de  bevolking  
 van  Koeboe  en  Membawang  ( ’t  welk  hij  verkeerdelijk  Mandawa  noemt)  te  
 zamen  op  1686  zielen,  waaronder  186  Chinezen.  Op  de statistieke  kaart 
 van  Melvill  van  Carnbee  is  Koeboe  op eene  uitgestrektheid van  40  vierk. 
 geogr.  mijlen  en  eene  bevolking  van 1025  zielen  gesteld. 
 5)  G.  Müller  ,  bl.  224. 
 )  Oök  „Mompauwang”  uitgesproken.  Zie  G.  Müller,  bl.  2 2 1 ,  en  de  
 kaart  van  von  Derfelden. 
 ste  gerekend  wordt  zieh  längs  de  kust  over  al  de  eilanden,  door  
 de  mondingen  der  Kapoeas  van  de  Poengoer  tot  aan  de  Majah  gevormd, 
   uit  te  strekken.  Ik  merkte  echter  reeds  op,  dat  Simpang  
 ¿ich  het  zuidelijk  deel  van  dit  gebied  toeeigent;  inderdaad  is  het  
 niet  wel  mogelijk  en  van  weinig  belang,  door deze onbewoonde,  met  
 ondoordringbare  vegetatie  overdekte  moerassen  grenzen  te  trekken  ,  
 en  natuurlijk  geldt  dit  ook  ten  volle  van  de  grens,  die  Koeboe  in  
 het  binnenland  van  Pontianak  en  Simpang  scheidt.  De  bovenland-  
 sche  vorsten  rekenen  de  belangrijkheid  van  hun  gebied  niet  naar  
 de  uitgestrektheid  van  het  terrein ,  maar  naar  het  aantal  Dajaks,  
 dat  hun  gehoorzaamt,  en  antwoorden  op  de  vraag naar  de  hoegroot-  
 heid  van  hun  rijk  alleen  door  de  opsomming  der  rivieren,  welker  
 oevers  door  Dajaks  bewoond  zijn  1).  Daar  nu  in  de  geheele  Delta  
 naauw  een  honderdtal  Dajaks,  en  nog  wel  in  het  gebied  van  Pontianak, 
   woont  2),  is  het  schier  om  het  even  of  men  met  sommigen  
 de  Dawah,  dan  met  anderen  de  Batoe-Ampar  en  Simpang  Lidah  
 als  oostelijke  grens  yan  Koeboe  tegen  Simpang  aanneemt 3). 
 De  kust  is  in  het  gebied  van  Koeboe  overal  met  nipa  en  rhizo-  
 phoren  (kajoe-api)rhier  en  daar  op  zandige  plekken  ook met de  casu-  
 arina  litorea  (arau-  of roe-boom) en de  naga,  eene  soort  van  ijzerhout,  
 omzoomd;  de  bosschen  bevatten  kajoe  gahroe,  kajoe  lakka  en  een  
 overvloed  van  ebbenhout,  terwijl  er  zieh  nu en dan  eenige  zwervers  
 vertoonen  ,  die  honig,  was  en  rotan  komen  ingaren  4).  Het  strand  
 is  schier  overal  laag,  ofschoon  men  hier  en  daar  in  de  rigtingvan  
 het  Zuidoosten  naar  het  Noordwesten  kleine  ophoogingen  van  den  
 grond  bespeurt,  die  vroeger  eilandjes  waren,  maar  door aanslibbing  
 met  den  vasten wal  vereenigd  zijn.  Zulk  een  eiland was  eenmaal  ook  
 de  heuvel  Bawang  of Membawang,  nabij  den riviermond van denzelf-  
 den  naam,  die  zieh  in  dezelfde  rigting  schier  eenuurver  uitstrekt.  
 Hij  verheft  zieh  niet  hooger  dan  omtrent  480 voet boven  het water-  
 pas  der  zee;  doch  daar  hij  in  geheel  vlak  land  ligt,  is  zijn voorste  
 tafelvormige spits,  waarachter  men  zieh  op  sommige  punten nog twee  
 andere ziet verhelfen, even kenbaar als schilderachtig van voorkomen 5). 
 *)  Vgl.  van  Lijnden  N.  T .,  bl.  567. 
 s)  Deze  zijn  van  Mampawa  naar  het  gebied  van  Pontianak  verhuisd  en  
 wonen  aan  de  Ambawang. 
 3)  Het  eerste  doet  van  Lijnden  N.  T .,  bl.  5 6 8 ,  het  andere,  de  kaart  
 van  Melvill. 
 4)  Van  Lijnden  N  T . ,  bl.  5 6 2 ,  G.  Müller,  bl.  2 2 1 ,  224. 
 ')  G.  Müller,  bl.  2 2 1 ,  224.  /   /   '