
 
        
         
		hoede.  Herhaaldelijk  deden  zij  hem  aanbiedingen  om  de  regten  
 der  haven  te  pachten,  doch  hij  wilde  daarin  nimmer  toestem-  
 men,  de  twisten  tusschen  de  Chinezen  en  Boeginezen,  waartoe  dit  
 aanleidmg  zou  geven,  voorziende.  Doch  te  midden  zijner  moeije-  
 lijkheden  was  hij  gedurig  het  slagtoffer  van  de  listen  van  Arabische  
 fortuinzoekers,  en  ofschoon  zelf  een  voileerde  veinsaard,  
 het  hij  zieh  door  de  geveinsde  godsvrucht  dezer  bedriegers  verleiden, 
   om  hen  groote  sommen  voor  te  schieten,  die  nimmer  
 werden  terugbetaald  1).  In  het  algemeen  stelde  Abdoe’r-rahman  
 grooten  prijs  op  den  naam  van  mildheid  en  edelmoedigheid,  de  
 deugden  die  door  de  Arabische  dichters  steeds  als  de  echte  ken-  
 merken  eener  vorstelijke  geaardheid  worden  geprezen.  » Zijne  mildheid, 
   zegt  een  schrijver,  »kende  geene  grenzen  en  niemand  klopte  
 onverhoord  aan  de  poorten  zijner  woning.  Zijne  beteldoos  was  
 zyne  geldkist  en  stond  immer  open  voor  hem.  Zij  was  de  thermometer  
 van  zijn  vermögen,  dan  eens  tot  den  hoogsten  graad  
 njzende,  dan  weder  verre  beneden  het  vriespunt  dalende,  al  naar-  
 mate  hij  de  tränen  zijner  onderdanen  gedroogd,  hunne  rampen  
 gelenigd  h a d ,  of  hun  te  gemoet  gekomen  was  in  ondernemingen,  
 waartoe  geld  en  goede  raad  bevorderhjk  konden  z ijn ”  2).  Wat  
 bij  eene  zoodanige  levenswijze  de  zorgen  des  Sultans  ten  toppunt  
 moet  gevoerd  hebben,  was  de  buitengewone  talrijkheid  van  zijn  
 gezin.  Het  getal  zijner  Zonen  en  dochteren  bedroeg  meer  dan  8 0 ,  
 van  welke  bij  zijnen  dood  in  1808  nog  41  zijn  verlies  beween’  
 d e n ,  en  voor  eenige  jaren  reeds  berekende  men  dat  zijne  nako-  
 melingschap  tot  600  zielen  was  aangegroeid 
 De  dood  kwam  ten  laatste  een  einde  maken  aan  de  ongelegen-  
 heden,  waarin  zieh  Sultan  Abdoe’r-rahman  gewikkeld  had.  Toen  
 hij  zijn  einde  voelde  naderen,  verzamelde  hij  de  voornaamste  in-  
 gezetenen  van  Pontianak  rondom  zieh,  om  hun  bekend  te  mak 
 en ,  dat  hij  zijnen  zoon  Sjerief  Kasim,  den  Panembahan  van  
 Mampawa,  tot  zijnen  opvolger  bestemd  had,  terwijl  hij  tevens  een  
 bode  afzond  om  dezen  te  ontbieden.  Doch  het  gedrag  van  dezen  
 Vorst  had  tot  vele  en  gegronde  klagten  aanleiding  gegeven.  Als  
 staaltjes  van  zijne  willekeurige  en  wreede  handelingen  verhaalde  
 m en ,  dat  hij  den  schipper  eener  Chinesche  jo n k ,  wien  hij  8000 
 *)  Leyden,  p.  4 5 ,  4 6 ,   Kaffles,  p.  73. 
 *)  Kitter,  bl.  205. 
 3)  Ritter,  bl.  2 0 6 ,  Hunt  B . ,  p.  XXVII. 
 Spaansche  matten  schuldig  was,  om  de  betaling  te  ontduiken,  had  
 laten  vergiftigen,  en  dat  hij  medepligtig  was  geweest aan den moord  
 van  kapitein  Sadler,  den  gezagvoerder  van  een  Engelsch  vaartuig,  
 door  de  roovers  van  Sambas  omgebragt,  omdat  deze  30,000 Spaansche  
 matten  van  hem  te  vorderen  had.  De  hoofden  van  Pontianak  
 waren  dus  zeer  bevreesd  van  in  hunnen nieuwen meester een wreed-  
 aardigen  dwingeland  over  zieh  gesteld  te  z ien ,  wiens  euveldaden  
 het  land  hunner  inwoning  in  denzelfden  toestand  als  Sambas  bren-  
 gen  en  aan  het  misnoegen  der  Engelschen  blootstellen  zouden.  
 Zij  vervoegden  zieh  daarom  des  anderen  daags  weder  bij  den  Sultan, 
   verklaarden  hem  dat  zy,  liever  dan  den  Panembahan  als  hunnen  
 Vorst  te  erkennen,  Pontianak  zouden  verlaten,  en  wisten  hem  
 te  bewegen  zijnen  tweeden  zoon,  bij  eene  vrouw  van  minderen  
 rang  verwekt,  tot  troonsopvolger  te  benoemen.  De  Sultan  gaf  zijne  
 toestemming,  en  toen  de  Panembahan  den  dag  daaraan  te  Pontianak  
 kwam,  werd  hij  van  dit  besluit  onderrigt.  Toen  hij  in  de  tegenwoor-  
 digheid  zij ns  vaders  verscheen,  berispte  deze  hem  met  strenge  woor-  
 d  en  over  zijne  misdrijven  en  vermaande' hem  tot  boetedoening eene  
 bedevaart  naar  Mekka  te  ondernemen.  Vervolgens  ontbood  de  Sultan  
 den  heer  Burn,  een  Engelschman,  dien  hij  kort  te  voren  voor  
 het  bedrag  eener  aanzienlijke  lading  had  opgeligt.  Hij  smeekte hem  
 om  vergiffenis,  en  waarschuwde  hem  voor  den  Panembahan  als  
 een  man  van  sleGhte  inborst,  hem  op  het  hart  drukkende,  dat  hij  
 zieh  voor  alle zamenkomsten  met hem,  tenzij  in  het  openbaar,  zoude  
 wachten.  Kort  daarop  gaf  de  Sultan,  den  28sten  February  1 8 0 8 ,  
 na  eene  ziekte  van  slechts  weinige  dagen,  in  ongeveer  66jarigen  
 ouderdom  den  geest  x). 
 Sultan  Aldoe’r-rahman  is  misschien  de  merkwaardigste man,  dien  
 Borneo  immer  heeft  opgeleverd.  Hij  bezat  in  hooge  mate  zoowel  
 de  deugden  als  de  gebreken  van  het  volk,  waarvan  hij  stamde.  
 Zijn  innemend  voorkomen,  zijne  minzaamheid  en  vrolijkheid  in 
 *)  Leyden,  p.  4 3 ,  44.  Deze  schrijver  plaatst  zijn  dood  op  den  2 6 sten  
 Febr.;  door  een  vergissing  naar  het  schijnt  in  de  vereffening  van  de  Mo-  
 hammedaansche  en  Christelijke  jaartelling.  De  sterfdag  des  Sultans  was  
 volgens  den  brief  van  Sultan  Kasim bij  Meursinge,  I I I ,   bl.  1 1 ,  de  eerste  
 Moharram  van  het  jaar  1223  der  Hedjra,  d.  i.  volgens  Wüstenfeld  Vergleichungstabellen  
 der  Muhammedanischen  und Christlichen  Zeitrechnung,  S.  
 5 0 ,  de  28ste  Febr.  1808.  Volgens  Leyden  was  de  Sultan  ongeveer  7 0 ,  
 volgens  Ritter  64  jaar  oud.  Heb  ik  boven,  bl.  249  ,  zijn  geboortejaar  te  
 r eg t,  volgens  Hartmann,  op  1742  gesteld,  dan  moet  hij  65  o f  66  jaar  
 oud  zijn  geweest.