
 
        
         
		Toen  de  nieuwe  Sultan  de  regering  aanvaard  had,  trachtte  hij  
 het  'geheel  vervallen  oppergezag  der  vorsten  van  Sambas  over  de  
 Chinezen  door  strenge  inaatregelen  te  herstellen,  en  bragt  de recog-  
 nitie-gelden  weder  op  de  oorspronkelijke  som  van  300  tail  goud  
 ’sjaars.  Het  eerste  jaar  werd  hij  vrij  wel  gehoorzaamd;  doch  weihaast  
 plukte  hij  de  wränge  vruchten  van  den  geest  van  verzet,  dien  
 hij  zelf  in  vroeger  jaren  bij  de  Chinezen  gevoed  had.  Eerlang  kwa-  
 men  zij  tegen  hem  in  openbaren  opstand  en  weigerden  volstandig  
 zieh  aan  de  gemaakte  regelingen  te  onderwerpen.  Zij  konden  thans  
 grootendeels  in  hunne  eigen  behoeften  voorzien,  daar  de  rijst  welig  
 in  hunne  districten  tierde.  Openlijk  beleedigden  zij  zijne  gezanten,  
 bespott’en  zijne  magt  en  we£rstonden  hem  met  de  wapenen  in  de  
 liand, waarbij  hij  gemeenlijk  het  onderspit delven  moest.  Eigendunke-  
 lijk  verminderden  de  Chinezen  de  recognitie-gelden  tot  op  100  tail,  
 die  no»  tevens  tot  voldoeninar  moesten  strekken  O  O van  de  inkomsten 
 vroeger  door  de  vorsten  gebefven  van  de  Dajaks  van  Montrado,  die  
 de  Chinezen  geheel  aan  hun  gezag  onderworpen  hadden;  en  zelfs  
 deze  onbeduidende  som  werd  nog  gebrekkig  voldaan.  De  overige  
 Dajaks  waren  meestal  als  apanage  aan  des  Sultans  broeders  en  andere  
 leden  van  het  vorstelijk  gezin  toegewezen,  zoodat  hij  daarvan  
 bijna  geen  voordeel  trok.  De  handel  van  Sambas  was  geheel  ver-  
 nietigd,  de  broeder  des  Sultans  die  aanspraak  op  den  troon  had  
 gemaakt,  bleef  hem  een  kwaad  hart  toedragen,  en  Sultan  Kasim  
 ging  voort  hem  waar  hij  kon  ongelegenheden  te  berokkenen  1). 
 Inmiddels  was  het  in Pontianak  niet  beter  gesteld.  Ook  hier was  
 de  Sultan  niet  langer  meester  over  de  Chinezen  die  zijn  grondgebied  
 bewoonden,  lerwijl  de  toegefelijkheid,  die  hij  hun  had  moeten  be-  
 toonen,  om  hen  in  zijne  aanhoudende  oorlogen  met  Sambas  op  
 zijne  zijde  te  houden,  zijn  gezag  geheel  had  ondermijnd.  Gebukt  
 onder  den  last  van  zijns  vaders  schulden  ,  gedrykt  door  de  zorg  
 voor  het  onderhoud  zijner  talrijke  familie,  bevreesd  voor  den  aan-  
 was  der  Chinezen,  gehaat  door  alle  vorsten  van  Borneo,  in  gedu-  
 rige  vijandschap  met  den  Sultan  van  Sambas,  en  de  bronnen  der  
 welvaart  van  zijn  rijk  door  de  voortdurende  zeerooverij  en  het  
 verval  van  den  handel  ziende  opdroogen,  was  ook  deze  Yorst  ge-  
 noodzaakt  naar  den  steun  van  een  Europeesch  gezag  om  te  zien  2).  
 Op  verzoek,  zoo  het  schijnt,  van  den  Sultan  zelven,  zond  de  Lui- 
 *)  Van  Kervel,  bl.  1 8 9 ,  Ritter,  bl.  1 2 0 ,  1 2 1 ,  Tobias  HS.,  bl.  5 0 ,  51. 
 *)  Ritter,  bl.  121,  Tobias  H S .,  bl.  4 8 ,  49. 
 tenant-Gouverneur  van  Java  in  1814  den  heer  Bloem,  voormaals  
 Resident  van Banjer-massin,  met  een  detachement  van  20  man naar  
 Pontianak,  om  aldaar  post  te  houden.  Waarschijnlijk  had  deze  
 zending  het  dubbele  doel,  om  aan  het  gezag  des  Sultans  eenigen  
 steun  te  verschaffen,  en  met  de  gesteldheid  en  hulpmiddelen  des  
 lands  naauwkeuriger  bekend  te  worden.  Na  een  verblijf  van  negen  
 maanden  te  Pontianak,  werd  echter  de  heer  Bloem  naar  Java  te-  
 ruggeroepen,  vermoedelijk  dewijl  het  vooruitzigt  dat  de  kolonien  
 weihaast  aan  het  Nederlandsch  gezag  zouden  worden  teruggegeven,  
 eene  verdere  bezetting  van  Borneo’s  Westkust  voor  de  Britsche  
 belangen  niet  wenschelijk  maakte  1). 
 Bij  zoodanigen  hulpeloozen  toestand  der  Vorsten  van  Sambas  en  
 Pontianak,  is  het  geenszins  te verwonderen,  dat  toen  in  Jung  1816  
 het  Nederlandsch  gezag  op  Java  was  hersteld,  kort  daarna  gezant-  
 schappen  van  de  beide  Sultans  te  Batavia  aankwamen,  met  verzoek  
 om  de  oude  betrekkingen  weder  aan  te  knoopen,  en  Holland-  
 sche  ambtenaren  ter  bezetting  naar  Borneo  te  zenden.  Hun  wensch  
 vond  een  günstig  oor,  maar  de  menigte  en  het  gewigt  der  zaken,  
 waarmede  zieh  Commissarissen-Generaal,  belast  met  de  overneming  
 en  eerste  regeling  van  het  koloniaal  beheer,  overladen  zagen,  had  
 ten  gevolge,  dat  eerst  in  het  midden  van  1818  aan  het  verzoek  
 der  genoemde  Vorsten  kon  voldaan  worden  2).  Met  de  zending  
 van  den  eersten  Nederlandschen  Commissaris  treedt  de  geschiedenis  
 van  Borneo  een  nieuw  tijdperk  binnen,  —  een  tijdperk,  hetwelk  
 het  mijne  taak  zal  zijn  in  het  andere  deel  van  dit  werk  in  zijne  
 merkwaardigste  lotwisselingen  te  doen  kennen. 
 ’)  Hartmann  HS.  I ,   bl.  1 1 ,  Tobias  H S .,  bl.  4 5 ,  G.  Muller,  bl.  216.  
 De  eigenhändige  memorie  van  den  heer  Bloem  verspreidt  over  het  doel  
 zijner  zending  naar  Pontianak  geen  licht. 
 s)  Tobias,  bl.  5 5 ,  5 6 ,  Ritter,  bl.  121,  2 0 6 ,  G.  Muller,  bl.  217. 
 EINDE  VAN  HET  E E R ST E   DEEL.