
 
        
         
		tarn ,  zijnen  naam  aan  de  onderneming  leenen,  en  stelde  slechls  een  
 eskader  van  twee  groote  oorlogsbrikken  en  eenige  kleinere' vaartui-  
 gen,  met  500  Europeanen  en  1000  Javanen  bemand  $ ,   te  zijner  
 beschikking,  die  zieh  weihaast  met  de  praauwen  van  Abdoe’r-rah-  
 man  onder  de  bevelen  van  zijnen  zoon  Sjerief  Kasim  vereenigden.  
 Men  wendde  zieh  het  eerst  tegen  Sukkadana,  met  het  doel  om  
 Radja  Ali  zoo  mogelijk  in  handen  te  krijgen.  Deze,  wiens  kampong  
 nog  niet  behoorlijk  versterkt  was,  zag  zieh  buiten  Staat  tegenweer  
 te  bieden,  maar  ging,  zoodra  de  schepen  den  wal  genaderd  waren  
 en  eenige  schoten  gelost  hadden,  met  zijne  familie  en  volgelingen  
 aan  boord  eeniger  kleine  vaartuigen,  waarmede  hij  bet  geluk  had  
 in  den  nacht  naar  de  Tambelan-eilanden  en  verder  naar  Siantan,  
 het  voornaamste  der  Anambas,  te  ontsnappen.  Sultan  Ahmed  Ka-  
 maloe’d-din  ,  die  zieh  juist  te  Sukkadana  bevond,  achtte  het  niet  
 raadzaam  het  oogenblik  af te wachten, waarop  zieh  het  eskader  voor  
 zijnen  dalem  zou  vertoonen,  maar  vlood,  zonder  een gevecht  te wagen, 
   naar Matan, werwaarts  hij  door  de  meeste  inwoners  met  al  hun-  
 ne  vervoerbare  have gevolgd  werd.  Men  vond,  vöör  Sukkadana  geko-  
 men,  geene  vijanden  meer  te  bestrijden,  hetgeen  echter  niet  verhin-  
 derde,  dat  de negerie geheel  vernield  en  de  woningen  aan de  vlammen  
 opgeofferd  werden.  Deze  heldendaad  werd  volbragt  in  1786  2). 
 Minder  gelukkig  slaagde  de. onderneming  tegen  Mampawa.  Men  
 rekende  hier  op  de  medewerking,  waartoe  de  Sultan  van  Sambas,  
 volgens  de  bestaande  overeenkomst  met  Pontianak,  gehouden  was.  
 Doch  met  de  gewone  veranderlijkheid  der  Maleijers  was  deze  tot  
 andere  inzigten  gekomen,  en  hield  zijne  vaartuigen  achter,  onder  
 voorwendsel  dat  hij  zijn  eigen  land  dekken  moest.  Toen  de  scheeps-  
 magt  der  Compagnie  en  van  Sjerief Kasim  vöör  Mampawa  verscheen'  
 vond  zij  de  negerie  op  geduchte  wijze  versterkt;  een  aanval  op  
 hare  vestingwerken  werd  zoo  gevoelig  afgewezen,  dat  men  besluiten  
 moest  zieh  verder  tot  eene  blokkade  te  bepalen,  waarvoor  alleen 
 . *)  Volgens  Leyden.  G. Muller  spreekt  van  drie  schepen  en  eenige praauwen  
 ,  Ritter  van  vijf  schepen. 
 s)  Nergens  vind  ik  een naauwkeuriger  dagteekening.  In  het  geheel  steekt  
 het  vague  in  alle  berigten  omtrent  de  verrigtingen  door  de  wapenen  der  
 Compagnie  zeer  af  hij  de  naauwkeurige  verslagen  omtrent  de  verrigtingen  
 van  ’s  lands  eskaders  onder  van  Braam  en  Silvester,  die  wij  bij  de  Jonge  
 geboekt  vinden.  De  vernieling  van  Sukkadana  wordt  vermeld  door  Leyden,  
 p.  2 8 ,  G.  Müller,  p.  2 7 2 ,  3 4 7 ,  3 5 7 ,  Ritter,  bl.  2 0 4 ,  2 0 5 ,  Tobias,  bl.  
 5 4 ,  Muntinghe,  bl.  1 7 3 ,  van  Kämpen  I I I ,  bl.  3 2 7 ,  Hartmann HS.  I ,   bl.  
 9 ,   Kronijk  van  Riouw,  t.  a.  p.,  bl.  86. 
 twee  schepen  van  de  Compagnie  konden  bestemd  worden.  Men  ge-  
 voelde  echter  maar  al  te  wel,  dat  het  ontzag  voor  de  Compagnie  
 onder  dit  bewijs  van  haar  onvermogen  zeer  zou  moeten  lijden,  en  
 was  daarbij  niet zonder  vrees  dat  de Engelschen  de  inlanders,  althans  
 op  indirecte  wijze,  ondersteunen  zouden,  ten  einde  de  Compagnie,  
 zoo  mogelijk,  geheel  van  Borneo’s  Westkust  te  verdringen  l). 
 De  Indische  regering  bevond  zieh  in  schier  even  groote  verlegen-  
 heid  als  in  1 784,  toen,  den  30sten  December  1 7 8 6 ,  de  Kapitein-  
 Commandeur  Silvester met  een  tweede  eskader  van  lands  schepen,  tot  
 ondersteuning  der Compagnie  uit  het moederland  gezonden,  te Batavia  
 aankwam.  Het  duurde  eenigen  tijd  eer  al  de  schepen  vereenigd  en  
 in  Staat  waren  om  weder  zee  te  kiezen.  Een  deel  van  het  eskader  
 werd  onder  kapitein  van  Halm  naar  de  Molukkos  gezonden;  het  
 andere  uit  »de  Beschermer”  van  54  stukken,  »de  Amphitrite”  en  
 »de  Hoorn”  ieder  van  35  stukken,  zamengesteld,  werd,  nevens  het  
 Compagnies-fregat  » de Hoop”  van  20 stukken,  onder  de  bevelen  van  
 Silvester  zelven  naar  Mampawa  bestemd,  om  zieh  met  de  reeds  
 aldaar  liggende  scheepsmagt  der  Compagnie  te  vereenigen,  en  met  
 den  last  om  den Panembahan  van Mampawa  te  verjagen,  zijn  gebied  
 voor  de  Compagnie  in  bezit  te  nemen,  en  het  aan  Sjerief  Kasim,’  
 den  zoon  van  den  Sultan, van  Pontianak,  onder  billijke  verzekering  
 van  de  belangen  der  Compagnie  in  leen  af  te  staan.  Ofschoon  Silvester  
 den  21sten  Maart  1787  van  Batavia  vertrok,  duurde  h e t ,'  
 door  windstilte  en  Sterke  stroomingen,  tot  28  April,  eer  hij  vöör  
 Mampawa  aankwam,  waar  h ij,  in  plaats  van  de  geheele  scheepsmagt  
 der  Compagnie  en  van  Sjerief  Kasim,  slechts  twee  vaartuigen  
 aantrof,  die  den  mond  der  rivier  geblokkeerd  hielden.  Terwijl  men  
 hem  te  Batavia  de  vermeestering  van  Mampawa  als  eene  zeer  ge-  
 makkelijke  zaak  had  voörgesteld,  was  reeds  eene  oppervlakkige  
 beschouwing  van  den  stand  der  zaken  toereikend,  om  hem  van  het  
 tegendeel  te  overtuigen.  De  toegang  tot  de  riv ie r,  aan  welke  Mampawa  
 een  paar  uren  landwaarts  in  gelegen  is,  was,  wegens  de  vöör  
 haar  liggende  b an k ,  voor  de  groote  schepen  onmogelijk,  en  zelfs  
 moeijelijk  voor  de  kleine,  die  bovendien  in  gering  aantal  voorhanden  
 waren.  Daarbij  hadden  die  van  Mampawa,  door  een  Engelsehman  
 van  het  nakend  gevaar  onderrigt,  alle  krachten  ingespannen  om  den  
 riviermond  door  het  opwerpen  van  bentings  met  geschut  beplant 
 *)  Van Kämpen  I I I ,  bl.  2 2 8 ,  Leyden,  p.  32;  vgl.  nog  de  Jonge.  t.  a.  p.  
 bl.  246.