
 
        
         
		blik  het  tc  verklären,  hoe  weinig  wij  ook  met  het  stelsel  van  dat  
 handelsligchaam  zijn  ingenomen  —  is  eene  dwaling,  die  voor  het  
 licht  der  historische  wetenschap  niet  bestand  is.  Eeuwen  voor  dat  
 zieh  Europeanen  in  de  wateren  van  den  Archipel  vertoond  hadden,  
 werden  er  de  vreedzame  liandelaars  en  kustbewoners  door  het  ge-  
 weld  der  zeeschuimers  geteisterd  x).  In  den  barbaarschen  toestand  
 der  volken,  waarin  ieders  hand  zieh  opheft  tegen  allen,  is  de  zee-  
 roof  ook  de  natuurlijke  medgezel  der  zieh  ontwikkelende  scheep-  
 vaart  2).  De  invoering  van  den  Islam,  wel  verre  van  dit  kwaad  te  
 beteugelen,  heeft  het  gevoed  door  aan  de  prikkels  van  strijdlust  en  
 winstbejag  dien  van  het  godsdienstig  fanatisme  toe  te  voegen.  De  
 profeet  van  Mekka — dit  is  de  gewone  meening  zijner  volgelingen —  
 leerde  onverzoenlijken  krijg  tegen  de  ongeloovigen;  en  deze  naarn  
 komt  niet  slechts  toe  aan  de  Europeanen,  maar  ook  aan_ tallooze  
 stammen  van  den  Archipel,  die  de  nieuwe  godsdienst  niet  hebben  
 omhelsd.  Kruistogten  tegen  de  zoodanigen  ondernomen  kunnen  te  
 allen  tijde  verzekerd  zijn  van  de  goedkeuring  der  talrijke Arabische  
 Sjeikhs  en  Seijids,  alom  in  den  Archipel  gevestigd  3).  En  zoo  is  
 de  zeeroof  ten  deele  slechts  een  bijzondere  vorm  van  den  heiligen  
 krijg,  gelijk  die  ook in  het.Westen,  sedert  het  verval  van  het  rijk  
 der  Khalifen,  in  de  strooptogten  der  Barbarijsche  roofstaten  ont-  
 aardde.  De  vrome  Imam  roept  op  het  bloedig  handwerk  den  zegen  
 des  hemels  in ,  en  wie  het  met  zijn  leven  betaalt,  gaat,  als  mar-  
 telaar  voor  de  zaak  Gods,  de  paradijsvreugde  te  gemoet  4). 
 Ik  ontken  geenszins  dat  het  zelfzuchtig  en  bekrompen  stelsel  
 der  Compagnie  het  kwaad  heeft  bevorderd,  hetwelk  zij  alleen  door  
 den  inboorling  te  beschaven  en  zijne  nijverheid  te  ontwikkelen  in  
 den  wortel  had  kunnen  aanlasten.  ’t l s   echter  onmiskenbaar,  dat  
 zij  het  te  gelijker  tijd  met  krachtige  hand  te  bedwingen  wist,  en 
 *)  Zie  b.  v.  de  Sedjara Melajoe,  uitgave  van  Singapoera,  bl.  199—202,  
 of  de  vertaling  in  Leydens  Malay  Annals, p.  199  ff.,  of eindelijk-het-uittreksel  
 van  den  heer  Koorda  van  Eysinga  in  T.  v.  N.  I ., jaarg.  V I ,  D. 
 I I I ,.b l.  258.  Het  daar  verhaalde  feit  behoort  tot  de  15ä®  eeuw;  maar  
 reeds  tien  eeuwen  vroeger  moest  de  bemanning  van  het  schip,  waarmede  de  
 Chicesche  pelgrim  Fa-Hien  van  Ceylon  naar China  terugkeerde,  längs  Sumatra’s  
 Westkust  varende,  zeer  op  hare  hoede  zijn  tegen  de  aanvallen  der  
 zeeroovers,  die  deze  wateren  onveilig  maakten.  Zie  T.  v. N.  I . ,  jaarg.  I I I ,  
 D.  I I ,  bl.  310.  Vgl.  in  het  algemeen  Raffles,  History  of  Java,  I ,   p.  259.  
 s)  Vgl.  hier  Brumund,  Indiana,  D.  I ,  bl.  69. 
 3)  Zie  Raffles,  t.  a.  p.,  Muntinghe,  bl. 174— 176. 
 *)  Vgl.  G.  Muller,  bl.  2 8 0 ,  306. 
 343 
 de  zeeroof  eerst  stouter  het  hoofd  opstak,  toen,  in  de  laatste  helft  
 der  vorige  eeuw,  de  teekenen  van  haar  toenemend  verval  den  eer-  
 bied  begonnen  te  onder mijnen  ,  dien  zij  tot  dusverre  aan  vorsten  
 en  volken  had  weten  in  te  boezemen.  Het  is  hier  de  plaats  niet  
 om  dit  breeder  te  bewijzen;  doch  de  geschiedenis  van  Borneo  zelve  
 levert  er  ons  een  voorbeeld  van.  In  de  vroegere  eeuwen  vinden  
 wij  zeldzaam  van  zeerooverij  gewag  gemaakt,  en  het  begin  der  
 loopbaan  van  Sjerief  Abdoe’r-rahman  levert  ons  het  eerste  voorbeeld  
 van  een  roover-hoofdman,  die  zijn  handwerk  op  genoegzaam  groote  
 schaal  en  met  genoegzaam  schitterenden  uitslag  dreef,  om  daardoor  
 zijnen  naam  aan  de  geschiedenis  te  vermaken.  Maar  naauwelijks  
 had  de  Compagnie  zieh  van  Börneo’s  Westkust  teruggetrokken,  of  
 zij  werd  herschapen  in  een  rooversnest,  waar  de  vorsten  schepen  
 voor  de  kaapvaart  uitrustten ,  hunne  onderdanen  vrijwillig  of  ge-  
 dwongen  de  zee  schuimden,  en  de  rampzalige  slagtoffers,  die  aan  
 het  moordstaal  ontsnapten,  gedurende  het  overschot  huns  levens  in 
 harde  slavernij  verkwijnden. 
 De  middelen  waarvan  zieh  de  Compagnie  tot  onderdrukking  van  
 den  zeeroof bediende,  waren  het  onderhouden  van  kruisers,  waartoe  
 sedert  1755  kleine  vaartuigen  gebezigd  werden,  geschikt  om  zoowel  
 door  riemen  als  door  zeilen  te  worden  voortgestuwd,  en  onder  den  
 naam  van  Duizendbeerien  bekend,  en  het  handhaven  eener  strenge  
 policie  ter  zee,  die  aan  zeer  bepaalde  voorschriften  gebonden  was,  
 en  onder  andere  een  maximum  voor  het  getal  der  bemanning  en  
 passagiers  op  inlandsche  schepen  vaststelde,  in  verhouding  tot  de  
 grootte,  en,  wat  de  laatste  betreft,  verschillend,  naarmate  de  gesteld-  
 heid  der  plaats  van  herkomst  meer  of  min  stof  tot  bekommering  
 opleverde.  Een  besluit  van  1705  schreef  voor,  dat  een  vaartuig  
 van  30  last  van  Borneo  körnende  niet  meer  dan  9 ,  en  een  van  60  
 last  niet  meer  dan  13  passagiers  mögt  vervoeren,  en  als  een  bewijs  
 hoezeer  reeds  toen  dit  eiland  in  kwaden  reuk  stond,  kan  strekken  
 dat  deze  cijfers  lager  dan  voor  Celebes,  Sumbawa,  Bali  en  Malakka 
 waren  gesteld  1) . '  r -  ' 
 Wij  hebben  reeds  gezien,  dat  het  verval  van  de  magt  der  Compagnie  
 zieh  vooral  openbaarde  sedert  den  in  1780  uitgebroken  
 oorlog  onzer  republiek  met  Engeland;  en  het  is  vooral  sedert  d;t  
 tijdstip,  dat  wij  in  de  wateren,  die  Borneo’s  Westkust  en  de  Oost