
daarvoor 75 spaansche realen verlangde, als ook, dat hg
C a jo a r en den Orang kaija B a bos aan een kant wilde
hebben, alzoo hij nlet eer met de Nederlanders in rust
kon leven. De Landvoogd gaf hem hierop tot bescheid ,
dat hij het eerstete Batavia zou beitend stellen , doch aan
het tweede niets kon doen, alvorens deswege wettige re-
denen bestonden en deze hem duidelijk gebleken waren.
Dan, hoe zwak ook in manschappen, deed Otters toch
den gewonen Hongi-togt, eenige Mardhijkers daartoe in
dienst nemende, en strafte het dorp Assahoedie op Ger am
voor gedrevenen smokkel, bij welke gelegenheid hij die
plaats verbranddeen drie Korra-Korra’ s, benevens 50 kleine
vaartuigen, vernielde.
Deze» wegens de bekrompene middelen waarover hij
beschikken kon, zoo moedige daad van den landvoogd ,
maakte ten minste zooveel indruk op K a k ia u , d at,
ofschoon hij slechts kort te voren den Iman R id ja l i inet
30 Orang kaija* & kinderen en 30 bharen nagelen op nieuw
naar Makasser had gezonden, om, voorgevende het niet
tegen de Holländers maar enkel tegen Ca jo a r en diens
aanhang te hebben, onder opdragt der Amboinesche landen,
des Konings hulp nog eens in te roepen» het masker der
veinzerij weder omdeed,. en, om zand in de oogen te wer-
pen, liet verzoeken, schalen en gewigt aan het strand te
Wimani te willen zenden, om daär de nagelen ' afteleve-
ren, als ook om bij de betaling Spaansche rijksdaalders en
geene vischschubben (dubbeltjes) te mögen ontvangen. .
De Landvoogd wilde eerst dat verzoek inwilligen, doch
kwam bij tijds daarvan terug, toen hij den moord vernam
aan zeven Chinezen op de hoogte van C e y t, door drie
Korra-Korra’s van den Kimalaha L o bho b , gepleegd, en
waarin men vermeende dat K a k ia u de hand had gehad.
Voorzigtig was dit gehandeld, want later werd bevonden,
dat zijn toeleg daarmede niets anders was, dan om een
Holländer van aanzien gevangen en daardoof de Kimalaha
L el iato , te Batavia in hechtenis, uit dezelve ontslagen
te krijgen.
Het was derhalve ook eene groote teleurstelling voor hem,
toen de Landvoogd Otters, zijn herhaald verzoek om schalen
en gewigt eindelijk toestaande, in Januarij 1640, den
Opperkoopmari D omkers met een jagt naiar fFitoani zond,
met last evenwel, om de kruidnagelen niet aan wal , maar
aan boord in ontvangst te nemen, waardoor de levering,
als zijnde hij, K a k ia l i , in zrjn hoofdplan gedwarsboomd,
onder allerlei voorwendsels, op eehe nietsbeduidende hoe-
veelheid uitliep. Evenwel verbloeinde hg ter dier gelegenheid
niet, dat hij Makassaarsche hulp veizocht had,
ofschoon niet tegen de Nederlanders, maar wel, zoo
als hij voorgaf, tegen zijne vijanden op Hitoe-lama en
Cer am.
Gelukkig dat in' die dagen acht schepen van Batavia
te Amboina aankwamen. Hoe weinig versterking zij ook
medebragten, toch was de indruk zoo groot, dat de
Kimalaha L obhob den Gouverneur Otters om vrede Verzecht.
Deze , met de Hongi in zee stekende , ging hem
oih die reden opzoeken. Maar hij werd niet op de af-
gesprokene plaats gevonden, en » zond zijn k a t ” zoo
als V a e b r t ijr zegt. De vrees was geweken , nu het bleek,
dat de Nederlanders geen’ noeraenswaardigen bijstand en
hij en K a k ia u integendeel eenige, hoezeer ook slechts
geringe, hulp van Makasser ontvangen hadden, en , ofschoon
de eerste kort daarna weder een vredes-aanzoek
deed, werd het echter, door een berigt van die plaats,
dat Iman R id jAe i , door aanbieding van Hitoesche aarde
en eenige nageleu, het land zoo goed als overgegeven
had aa« den Koning van dat rijk., en men nu slechts
tijd en uitstel zocht te wiiinen om de halp van daar af
te wachten, duidelijk, dat nooh de oproerige Terna