
gevoerd , overeen, om nu eerst regt tot het nemen der
bloedige door hem gezworene wraak over te gaan.
Hij bevroedde evenwel, dat, zoo lang Ottess over eene
groote magt kon beschikken, die roornainelijk bestond
uit de hulp der bondgenooten-, hij van zijne landslieden ,
waarvan velen naar rust en vrede verlangden, geen’ noe-
raenswaardigen bijstand verwachten kon, en hij besloot
dien dan ook op nieuw elders te zoeken. P a t iw a s i « die
nit te groote zucht naar vrijheid hem immer innig bleef
toegedaan en reeds veel voor hem had opgeofferd, zond
hij nu inet een geschenk van tien bharen ( l) nagelen,
naar Makasier om bij den koning aldaar op het ver-
leenen der reeds verzochte hulp ann te dringen. Intus-
sehen deed hij door zijne listen , onder de Orang kaija’s
van Hitöe , de hevigste geschillen en zelfs handdadigheid
ontstaan , waarbij een derzelven ü a r o s genaamd , destijds
een trouw aanhanger der Compagnie , ernstig ■ gekwelst
werd, en, om zijne veinzerij te voltooijen, begaf hij
zieh in persoon naar den Landvoogd. hem verzekerende,
dat alle dorpshoofden onder zijn gezag, vier dagen vroe-
ger den Matahanm (2) gedronken hadden , om voort-
aan al de nagelen trouw en eerlijk aan de Compagnie
te leveren, en zieh met geen smokkel meer in te laten.
Ofschoon bewust, dat zulks eene onwaarheid was, hoorde
de Landvoogd hem evenwel geduldig aan en vemaande
hem op nieuw tot rust en gereede naarkoming der ver-
bonden voor den vervolge.
K a k ia l i ’s euvelmoed onderging niettemin een’ gevoeligen
neep, toen hij in Maart 1639 vernam, dat de bijstand
( i) Een bhaar heeft een gewigt van 550 oude Nederlandsche ponden.
Ca) Een zware eed onder de Amboinezen, waarop later terug-
gekomen zal worden.
van Makasser > waarop hij rekende * voorcerst niet ztfu
komen opdagen en tevens zag, hoe de moedige Oit e Ss
met eene groote magt Camöello, dat nog immer weder-
strevig wasen waarmede die woelgeest in een geheim verbond
stond, had aangetast, hoezeer die Landvoogd gevoelig
geklopt werd en met een verlies van 19 dooden en 44 ge-
kwetsten had moeten aftrekken. Doch ook hij herleefde
weder toen hij hoorde dat P a t iw a s i met 17 Makassaarsche
jonken te Cambello was aangekomen, en niet weinig
stegen zijne' vreugde en hoop ten top, op het verneinen
der tijding, dat 300 Soldaten van het garnizoen te Am-
hoina op Hooger last naar B a ta v ia , wdhr men zwanger
ging van het plan ter verovering van Ceijion, vertrek-
ken moesten.
Werkelijk was P a t iw a s i voor genoemde plaats geaukerd
en zond aan K a e ia l i een ijzeren yierponder, benevens de
mare, dat de Yorst van Makasser hem alle jaren hulp-
troepen zou toezenden, mits hij hem in goud of jonge
manschap schatting betaalde, willende anders om zijnent-
w il, den naauw met den Opperlandvoogd van Indie geslo-
tenen, vrede niet weder verbreken. Ook had hij deze 17
jonken slechts naar Hitoe doen zeilen om hun geluk te zoeken
en niet om de Holländers te beveehten, tenzij dat deze
de vruchtboomen der inboorlingen mogten vernielen, in
welk . geval de Makassaren hun hulp zouden verleenen.
Stout door dezen zoo vurig gewenschten bijstand; —
overmoedig door de zwakte van het garnizoen in het kas-
teel Victoria, hetgeen hij wist, dat op de parade maar24
man op de been kon brengen, zond K a k i a l i overal tot
zijne naburen boden uit, om, onder de zwaarste dreigementen,
hen tot zijne zijde over te halen, en durfde zelfs den Land-
Voogd O t t e s s doen wetem, openlijk de kruidnagelen aan de
Maleijers verkoopende, dat hij die niet meer voor 60 rijks-
daalders de bhaar aan de Compagnie wilde leveren, maar
1° DEEL. 12.