
telbare dooden>. waaronder ook hun veldheer, en van al
hun geschut > terug te trekken en der nieuwe stad vera-
detning te schenken. Dit alles was het werk van den on-
vergetelijken Jait Pibtbbszooi Kobs, de held zijner eeuw,
die in al zijn doen en laten, een vijand van praal en pracht,
ingetogen, meer handelde dan hij sprak; — die matig in
spijs en drank , onvermoeid en onverdroten in den arbeid,
zieh in alles wist te redden ; in alle voorvallen zijns levens
nimmer om raad noch uitkomst verlegen was , en bemind
door de goeden, gevreesd door de kwaden , door de stiptste i
regtvaardigheid, het helderste doorzigt en door zijnen per-
soonlijken moed den grondslag gelegd heeft, waarop zijne
opvolgers voortgebouwd en de 0 . I. Compagnie tot het,
toppunt harer groötheid gebragt hebben. — In een woord ,
de grootste van alle Opperlandvoogden van Nedtrland?& In- >
d ie , wien men geene gebreken toekende dan slechts een, I
en wel eene ligt ontvlammende, doch, helaas! niet zooj
ligt uitdoovende gramschap, waardoor hij zieh tot de groot- J
ste onregtvaardigheden , ja zelfs tot wreedheid liet wegsle-1
pen, en die eene vlek wierp op zijn anders zoo beminnens-
waardig karakter, — eene vlek, welke onnitwischbaar in des
geschiedenis van Bedevland? s Indie staat aangeteekend eni
geen menschelijk vermögen der vergetelheid ontrukken kan.
Onbegrijpelijk is het, hoe iemand, zulk een edele inborsll
bezittende als de Opperlandvoogd Koeb , in sommige ge-l
vallen zijns levens, kon overgaan tot nitersten , verre be-|
neden de menschheid, en die den roem, welke hem onver-j
welkbaar kroonde, verdoisterde. — 0 ! hadde een traan der!
menschelijkheid die vlek voor het latere geslacht kunneul
aitwisschen; — had het geheugen zieh enkel het goede mo l
gen herinneren, wat in zijn karakter gelegen was, en eenl
mantel kunnen werpen over een oogenblik, — over weinigil
dagen slechts zijns levens, waarin hij die gramschap Seofl
noodlottig botvierde, — om hem immer te kunnen hoogl
■ schatten als groot, en edel, en der dankbaarheid eener
■ door hem ten bloei gestegen natie ten volle waardig! - -
■ Maar, ach! ondoorgrondelijk is het hart des menschen, en
ffionvolmaaktheid, helaas! zijn deel op aarde.
| Van dag tot dag viel het den Opperlandvoogd Koeb al
zwaarder en zwaarder den last der regering te torschen.
■Hij had de zekere tijding ontvangen, dat de Keizer van
MJUataram op nieuw eene belegering van B a ta via zou doen
■ ondernemen en, het kostte wat het wilde, stellig voorge-
noinen had, de Nederlanders van daar te verdrijven. Gea
b u k t onder de inspanning zijner ziel en sedert lang lijdende
aan eene ziekte, die in In d ie zoovelen de poorten der
;|eeuwigheid opent, had hij, — niettegenstaande zijne ligchainelijke
krachts-vermindering, nog even werkzaam met
|den geest als vroeger, (zoo als Dokter Bobtiüs den vori-
,jgen avond te regt verhaalde,) — reeds in denvroegen mor-
||jen eene wandeling op de stadswallen gedaan, om de zwake
punten in oogenschouw te nemen en hunne versterking
| e bevelen. Afgemat kwam hij terug en vermoeid strekte
%j °P eene rustbank in zijn slaapvertrek u it , toen
de Advokaat-Fiskaal Astokie vah des Hbcvee , na een’
onrustigen slapeloos doorgebragten nacht, geheel bezield
ihet het onderwerp zijner wraak , ordelöos gekleed , zieh
S e t aandienen en om gehoor verzecht. Dadelijk werd het
W em toegestaan, en binnen getreden wees hem de Opperlandvoogd
met de hand een’ stoel aan om zieh te ¿etten,
doch bleef zelf uitgerekt op zijne bank liggen, even met
J e t hoofd den nederigen groet des Fiskaals beantwoordende.
JPeze echter, te vol van zijn hatelijk plan, te doordrongen
^ a n zijne boosaardige voornemens, bleef staan; plaatste
» i c h aan Hoogstdeszelfs voeteneinde en sprak niet in den
B eg in n e , met wetende hoedanig het gesprek aan te van-
W n' nu h'j ZÜn HooS Edelheid in zulk een’ afgematten
Boestand voor zieh zag.