
derdanen, welke zieh thans op uw bevel in den omtrek
van Tangerang , (1) ten getale van 500 schuil houden , door
middel van 400 bamboezen ladderS , die ik in stilte heb
doen vervaardigen, de muren der stad, vooral aan de west-
zijde, beklimmen, dkitr binnen dringen en alles, amok
spuwendeT, van kant maken , gelijk ook alle bamboezen
pedakken*' en rieten daken in brand steken , zoodat zoo
doende geen uur tijds noodig zal wezen, om Stad en Kasteei
in onze magt te doen vallen ; — en even opregt als ik
bij den Heiligen Profeet zweer, niets te zullen verschoo-
nen en alles in het werk te stellen om dit plan ook nu
niet verijdeld te zien—even zoo ook” '—ging hij grijnzend
gliralachende en de hand des Sultans kussende, voort,
» vertrouw ik op Uwer Hoogheids heilige belofte, van mij
het bevel na die verovering op te dragen, en goedgunstig
het gezag over het Kasteei en de Stad Batavia te schenken.”
Sultan Agoeig had met aandacht toegeluisterd, en scheeu
eenigen tijd in gepeins verzonken. In eens ligtte hij het
hoofd op—zag Pekbl met een’ straffen woesten blik aan,
zoodat deze van schrik terug deinsde, en zeide: —»ook
ik zweer bij denzelfden Profeet, dat ik mijne belofte houden
zal; — zelfs beloof ik , indien ons plan onverhoopt
mislukken mögt, u tot een’ inijuer rijksgrooten te zullen
verheffen, mits — gij u vooraf doet besnijden en uwe
nicht. . . . . . ”
»Magtige Sultan!” haastte zieh PbxeIi te antwoorden:—
» uw wil is mij een w e t, en de eer van tot uw bloedver-
want verheven te worden te groot, dan dat ik niet de
hand mijner nicht aan u alleen zoude willen afstaan. Zij
( i) Een aanzienlijk Inlandsch dorp, aan den Ooster oever der
rivier T j i d a n i e , ongeveer op 2a palen afstands van B a t a v i a.
zal uwe vrouw worden, en al behandelt gij haar ook slechts
als uwe geringste slavin, dan is toch nog haar geluk te
onschatbaar, om naar waarde door haar beseft te worden.”
»Goed Pekel! ik heb door mijne spionnen vernomen dat
uwe nicht het schoonste meisje van Batavia is ,” en een
glans van wellust kwam op zijn reeds afgeleefd gelaat,—
» ik reken er op.—Ga nu henen gelijk gij gekomen zijt,
en de zegen van den Profeet vergezelle u en doe uwe
voornemens gelukken.”
Pekel en Kiaij Maas verwijderden zieh in stilte, en
nog dienzelfden avond zond de eerste zijn’ meest vertrouw-
den slaaf Apol naar Batavia terug, om zijne nicht op
zijne wederkomst voor te bereiden, en een geheim ver-
blijf in zijne woning in gereedheid te brengen, ter ber-
ging der voornaamste vloekgenoöten, tot het oogenblik,
waarop de aanslag zoude worden gewaagd.
Afol vertrok na weinige uren en kwam in den morgen
te Batavia aan. Doch Pekel had zijn vertrouwen kwalijk
geplaatst, want deze slaaf, een Balier van geboorte,
vroeger zijnen broeder toebehoord hebbende en met Abba,
welke hij had zien geboren worden, van Tcrnatv overge-
komen, volgde slechts de bevelen zijns nieuwen meesters
in haar belang. Reeds lang waren diens gangen hem verdacht
voorgekomen, en toen hij nog voor zijn vertrek,
bij toeval, een gesprek tusschen Pekel en Kiait Maas had
afgeluisterd, waarbij de eerste op nieuw zijne plannen van
moord en aanstaande grootheid ontwikkelde, en melding
raaakte van zijn voornemen om, ter bereiking van dat
doel, Aska aan den Sultan opteofferen, terwijl de andere,
grijnzende van woede, zwoer den hoon en de vernedering
zijns geslachts door de Nederlanders toegebragt, bloedig
te zullen wreken, natn hij het vast besluit niets aan Abba
te verzwijgeu en zoo doende te trachten deze gruwelen
voor te komeu.