
hij toch iets tot zelfbehoud moest wagen, zijn houwer
trok, en , ongewoon 0111 met zulk een wapen om te gaan,
hetzelve, als eene piek , voor zijnen buik hield.
De breede kling boezemde het gedrogt eerbied in. Op
zijne beurt deinsde hij eenige passen terug en scheen verlegen.
Hij wierp het oog op de nog in F euw e e e ’s gordel
zittende pistolen en oordeelde het beter een’ eenigzins lageren
toon te voeren.
» Werpuwe wapenen weg en geef u gevangen , ongeloo-
vige verworpeling !”
B r am k e t je l u s t t e d a t e v e n w e in ig a ls h e t g e v e c h t ;—
e n v r o e g t e rw i j l S w a g e r ’s s c h i ld e r iu g d e r v ija n d e lijk e
w r e e d h e id h em v o o r d e n g e e s t kw a in :
» Wat zoudt gij dan met inij doen?”
» U in mijn dorp breiigen , Mahomed leeren aanbidden
en inijne zuster tot vrouw geven , want gij zijt niet minder
dapper dan ik en verdient belooning daarvoor.”
» Ik dank n , mannetje ! ik heb daarin geen’ den inin-
sten trek. Ook geloof ik niet, u ziende en daarnaar ora-
trent uwe achtingswäardige en zeker zeer deftige farailie
oordeelende, dat uwe zuster de moeite waardig i s , van
om haar eene pijnlijke kunstbewerking te ondergaan. Gaan
wij liever ieder zijnen weg en scheiden wij in vrede. Daar-
enboven heb ik in de stad reeds eene deftige bruid en kan
daarom uw vriendelijk aanbod niet aanneraen.”
» Stad noch bruid zult gij ooit weerzien. Gij wilt u niet
gevangen geven? Yecht dan, kaffier !”
B r a k ’ s besluiteloosheid had den Poeloeter op nieuw
rnoed ingeboezemd. Hij kwam weder nader bij, doch niet
durvende toehouwen., begon hij de tjakalele te dansen
met het oogmerk om zijnen tegenstander vrees aan te jagen
en zoo mogelijk in zee te doen störten : en, werke-
lijk , B b a hm e t je wist geen raad ineer, toen hij al die
kromme sprongen en dreigementen zag, waarmede de Poeloeter
aanhoudend op hem afkwam. Het hielp hem niet
of hij hem al toeriep: — » wees toch bedaard, mijn vriend !
wees toch deftig, aardige zwartkop !” De Poeloeter ging
voort met/hem op de belagchelijkste wijze aan te vallen,
zoodat B r am m e t je niets overschoot, dan ademloos en zoo
hard hij kon , op het gevaar af van in zee te zullen störten
, als een gejaagd ree längs den steilen kant des heuvels
op en neer te loopen, altijd gevolgd deor den op
hem indringenden , schreeuwenden , en scheidenden Poeloete
r , die hem eindeiijk zoo in het naauw bragt, dat hij
wel genoodzaakt was , gebruik te maken van zijnen houwer.
Doch dit deed B r a m , wien het angstzweet bij pa-
rels op het gezigt stond, zoo onhandig, dat de Latoewi-
loeloe al de hem toegebragt wordende slagen op zijn schild
opving en zieh hebbende laten vallen, juist naar B ramme-
t j e toekroop om hem een voetje te ligten , en naar bene-
den te doen tuimelen, toen S w ager in vollen ren den
heuvel van de landzijde opkwam en aldus getuige werd
van hun bespottelijk gevecht.
» Hoerah ! — riep hij met eene donderende door de lucht
weergalmende stem ; — hoerah ! Abraham F ecw e e e lee ft!
duizend duivels ! B r am ! Bravo ! houd u goed en houw er
fiks op in. Pas op ! laat die zwartkop u niet den voet
ligten ! Maar d .............’s , wien hebt gij daarvoor u? Een
oude kennis, geloof ik. Wacht wat! niet te haastig;
ik heb ook nog iets met dien krommen rekel afterekenen.”
En ijlings sprong hij toe, greep den Poeloeter bij de
borst, ligtte hem op en hield hem, den arm uitstrekken-
de, boven den afgrond.
De forsche, holle stem van S w a g er was den Latoewiloeloe
een donderslag in de ooren. Wan schrik liet hij
schild e» tamboeka los en beide vielen in zee. » Genade,
Groote heer 1 genade” schreeuwde hij, zoo hard zgne lon-
gen het toelieten.
/) / /X" ^ * Ci '1 I- t ' ¿5—- r r ^ '• -