
Ärain B o s th a is , to t dus v e rre slechts to e sch ouw e r , met
nog eenige in de nabijheid der hut zijnde personell tft
paard en z e t te het ijlings na. — Toen kwam plotseling en
in vo llen ren Daing M ab ie la , die zieh langzamerhand
van den grooten hoop kad äfgescheiden en van boschje
to t boschje was v o o r tg e s lo p en , na opgeinerkt en zieh
ve rzeke rd te h eb b en , dat zieh geene manhen meer bij de
hut öphieldenj te Voörsehijn, — Steeg af» wierp zieh on-
der de vroulven , allen bijna door nieuwsgierigheid a fg e -
klommen om Krain BosthAik na te s ta r e n , — lig t t e Daing Lompo , niettegenstaande haar tegenstreven, schreeu*
Wen en krabbälen u it haar midden op en te paard
sprong achter haar» oinvatte haar inet den linkerarm e n ,
den toom in de regterhand nemende, rende hij met eene
arendsvlug t over struiken en heestergewas h e e n , — en
eer de ve r s ch r ik ie en ü it elkander gejaagde vrouwen Van
hare verbaasdheid waren bekomen en eenigzins bedaard
konden n a g a a n , Wat er gebeurd en wie er door dien
vermetelen ru ite r geroofd w a s , za g men g'een spoor meer
Van Daing M ab ie la , en was het paard met zijn schoonert
la s t achter het geboomte verdwehen.
III.
H a t was ongeveer te middernacht van denzelfden d a g ,
dat in een hoog, vrij ruim doch bouwvallig plankeahuis
in de kampong Laijkan, de Krain van het aan Bontham
grenzende landschap van dien naarn > op eene o u d e » afge
sieten m a t, naar het scheeii onrustig o f eigenlijk on-
geduldig zat te wachten. Het langwerpig vertrek , waar-
in hij zieh b ev on d , was slechts flaauw verHcht door eenige
vlammende, dünne baraboezen r e ep en , waarom een
deeg, van djarak^noteil met katoen gek n eed , was g e -
smeerd, die een’ doffen glans verspreidden en moeijelijk
de weinige overige personeu en voorwerpen deden kennen.
Alles droeg, zoo als gemeenlijk bij die n a t ie , de kenmer-
ken van vuilheid en veronachtzaming, en aan het gekor
en gekwaak van eenig pluimvee en aan het aanhoudend
snuivend geblaas en gehinnik van buffels en p aard en,
bespeurde m en , dat het onderhuis dezen t o t verblijf-
plaals d ien de , waarvan de laatsten vooral ongeduldig en
gedurig van honger trap pend e, den dag afwachtten , om
in het veld hun voedsel te z o ek en ; terwijl zij , door de
weinige zorg die voor hen gedragen w e r d , des nachts
gedwongen vastteu. Ärain L a i j k a k was een g iijsa a id ,
die haveloos g ek le ed , door ziju’ roof en wreedaaidig
karakter in den omtrek algemeen bekend was en met
een’ grijnzeuden blik de oogen wierp op de vele lansen ,
p iek en , klewangS, gewereu en donderbussen die aan de
wanden hingen en het eenigst versiersel zijns v e rb lijfs,
doch tevens zijn g rootst genoegen uitiuaakten. De rü -
w e , vonkelende oogopslag was genoegzaain om vrees en
schrik aan te jageu , en de lauge , grijze knevels längs
de hoeken van den bijna tandeloozeh mond nederhangende,
gevoegd bij het geriinpeld vel zijns aangezigts, gaven