
vaartuigen naar Tellohoan (1 ), alzoo er geene gelegen-
heid was om voor Capaha, uit hoofde der dtepte en
der kusts teilte, te ankeren«
Onder de ingegckeepten bevouden zieh de kapitein Yer-
HEiDEs , luitenant Moebbag en vaandrig Swageb. Laatst-
genoemde had, sedert zijne woordenwisseling met paars
' Bbammetje , denzelven niet weer ontmoet. Bij kon bet
echter niet van zieh verkrijgen om te vertrekken» zonder
eene poging aantewenden tot berstet der verhrokene
vriendscliap. Het berouwde hem Bbam Feüwebl zoo vinpig
te hebben aangepakt > waarorn bij hem dan ook den dag
voor zijn yertrek in zijne woning opzocht.
Be secretaris scheen weinig gediend inet dit onver-
wachte bezoek , ten minste de ontvangst was weer dan
deftig stijf en koel zelfs, en bij kon zieh niet inhou-
den » maar liet zieh ontvallen ;
» Sieur vaandrig * het verwouderd mij u hier te zjen l
Wat is er van uw verlangen?”
Swageb glimlachte slechts en stak hem in antwoordeene
vrieudschappelijke hand toe*
Paars Bbammetje was niet zoo grif met zijne vriencl-
schapsbetuigingeq. Hij Jei zijne banden op den rü g , en
zeide :
» Ik wist niet, vaandrig i dat wjj wet elkander op zulk
een’ deftigen voet stonden, dat wij . .. . ,**
» Wel! duizend duivels, B r am ! Zoo koel h a d ik « niet
verwacht. Gij zijt derhalve haatdragend ?”
(O Te vergeefs heb ik naar die plaats op de kaart van het
eiland Ambo ina in Val ent i jn’s Ilde deel gezocht, doch
dezelve niet gevonden. Wel ligt er een dorp digt bij den berg
Capaha en aan het strand, dat To la h oe heet. Mogelijk
wordt hetzelve bier bedoeld,
» Neen, S wageb ! haatdragend ben ik niet , maar gij
hebt mij willen ten taon stellen > eh daardoor had ik al
mijne deftigheid kunnen verliezen.”'
» Kom, kom, Bram 1 gekheid, gekheid ! Duizend duivels!
Met u had ik het zoo erg niet gemeeud;— maar
met den winkelier! — dat was eene andere zaak. Gij
rooet u dat zoo niet aantrekken. Ik had ongelijk, Bram!
en miskende uwe goede bedoeling. Morgen vertrek ik
naar den Capaha, en wie weet of ik er deze keer wel
heelhuids af kom; het zal er heet genoeg toe gaau, indien
wij eens beginnen, en daarom wenschte ik als goede
vrienden van u te scheiden, Yogmaals, daar is mijn hand.
Meer kunt gij van een deftig man niet vergen , dan dat
hij zijn ongelijk erkent. Duizend duivels! wat wilt gij
meer ? Zeg op! Wxlt gi jbi j geval , met mij op den punt
gaan? Ook al goed,”
» Neen» neen, S w a g e b l dat niet; — de hemel beware
mij j — en baastig stak hij zijne hand toe. — Het is wel
zoo, en gij zijt wel een driftig, maar toefa een deftig
man. Laten wij weer vrienden zijn zoo als weleer. Ga
zitten, — neem plaats.”
De onderlinge vrede was gesloten, en werd door een
goed glas ouden bordeaux verzegeld. Langen tijd keuvel-
den zij nog met elkander , doch S wageb kon zijn lust tot
plagen evenwel niet geheel laten varen.
» Zeg eens, Bram ! — voerde hij hem te midden van hun
gesprek toe , — weet gij wel dat gij voorzigtig moet zijn ?”
» I k , Sw a g e r ? ” — vroeg B r am aarz elend.
»Ja, , gij! duizend duivels! wie anders? De menschen
beginnen druk over u te praten.”
^ Over mij ? ik ben toch altijd aven deftig,”
» Dat is waar Bram 1 maar gij vergeet alweer:
Uw oude liefde-kwaal; — de züchten die gij loost,
Wanneer ge een knappe weeuw’ enarmeweezen troost.”