
welke zieh te Mazulipatnan bevonden., en wanneer
Yerh e id e s die weelderige slanke gedaante, die fraaije
gelaatstrekken en dien onbeschrijfelijken donkeren gloei-
jenden tint, welke hare iluweelachtige bruine kleur
verhoogde, otn zieh zag zweven, dan werd hij opge-
togen en hij dankte God, dat Hij hem het middel
had doen zijn, om dat meesterstuk Zijner schepping
te redden. Zijn rein, door geen vuige liefde beneveld
hart werd diep getroffen. Hij kon de gewaarwordin-
gen, die zieh vurig in zijn binnenste hadden gewor-
teld, niet verzwijgen, vooral toen hij bespeurde, dat
bij haar de kinderlijke vriendschap voor hem in eene
zedige maagdelijke liefde was overgegaan, — en zalig
was hij — zalig was zij — hoogst gelukkig waren beide —
toen zij, aan zijne borst gezonken, hem in zijne moe-
dertaal, die zij zieh in stilte en om hem te verrassen
had weten eigen te maken , de onvergetelijke woor-
den toevoegde: » J acob ! eeuwig de uwe — de uwe ,
tot dat het God behagen zal ons te scheiden.”
Geene hinderpalen stonden hun huwelijk in den weg.
He bloeimaand van het jaar 1 6 2 4 was getuige der echt-
vereeniging van den 25jarigen sergeant YERHEiDEir met de
1 6 jarige Ma r ia de Mekdoza , en indien ooit eene liefde
opregt geweest , — indien ooit huisselijk geluk in den
waren zin des woords genoten is, dan was het de hunne,
dan smaakten zij het genot eener aardsche gelukzaligheid,
waarvan dankbaarheid aan de eene zijde , innige ver-
kleefdheid aan den anderen kant , de grondslagen gelegd
hadden. Het volgende jaar schenk M a r ia hären echtge-
noot eene dochter; zij noemden haar I so l isa , onze Sz
T i e d j a , en zij beminden dat kind meer nog dan hunne
oogappels, — hunne wederzijdsche liefde vereenigde zieh
te sterker , in dat eenig brandpunt hunner huwelijkstrouw»
toen het de Yoorzienigheid behaagde de echtgenooten in
diepen rouw te dompelen, door dadelijk na hunne g'e-
boorte, drie zonen, welke M a r ia nog voor hun vertrek
naar Mazulipatnan baarde, tot zieh te roepen.
In 1629 noopte de euvelmoed der inlandsche bevolking
dier plaats, welke niet te beteugelen was en opgestookt
werd door hunnen Yorst, de Jiederlanders dezelve te
verlaten en op hunne schepen te vlugten , waarmede zij
bleven rondkruiseu tot dat er hulp van Batavia zou zijn
opgedaagd , werwaarts Y erh e id eh , die het algemeen ver-
trouwen bezat, gezonden was , om een omstandig verslag
te geven van den .berooiden staat van zaken, waarin
zieh de bezittingen op de kust van Coromandel bevonden.
De aanbevelingen, waarvan hij was voorzien en die
geenszins , hoe dikwijls zulks ook het geval möge zijn,
voor hem onverdiend waren — de eenvoudige | doch tevens
kundige wijze waarop hij den staat van zaken bloot l e i ,
en zijne fatsoenlijke manieren en gedrag verwierven hem
weldra de onderscheiding der mannen , w aarmede hij in de
Indische hoofdstad, ten gevolge zijner zending, in aanra-
king kwam en eene aanstelling als vaandrig bij de bezet-
ting van Amboina was de belooning voor zijne trouwe
dienst en de naauwgezette vervulling zijner pligten.
In de inaand December 1630 vertrok Y eru e id ek met
vrouw en kind, aan boord van het jagt de Leeuwin,
naar zijne nieuwe bestemming. De reis was gelukkig tot
op de hoogte van Borneo , toen het schip onverwachts op
eene onbekende zandbank stootte en een zwaar lek ver-
kreeg. Met inoeite werd men het indringende water mees-
ter en stopte men dat lek zoo goed mogelijk weder,, doch
ook met o ngerustheid zette men de reis voort, toen men,
digt bij de Ambonsche wateren gekomen en een flaauw
gezigt hebbende van den grond , werwaarts de bestemming
was, eensklaps overvallen werd door een hevigen storm,
die niet alleen de golven in eene woede bragt, dat zij