
banden des overwinnaars bleven, verder toog , en na zulk
een ontbijt geen’ lust betoonde om in den eigen geest met
de Holländers te middagmalen. Het gelnk was hem echter
niet altijd tegen ; weldra lag de geheele bevolking van Am-
botna weder aan zijne voeten. Hitoe rooral benaauwde
hij zoodauig , dat de meeste inwoners genoodzaakt waren
de vlugt naar het tegenoverliggend Ceram te nemen, ter-
wijl de achterblijvenden zieh , naar den wijzen raad van den
toenmaligen voorzitier der vier Perdana’’$ , genaamd Ta-
halille , afkomstig uit het voorname stamhuis Tanahitoe-
messen, aan de genade hunner overwinnaars onderwierpeu.
Evenwel zond die raadgever den Kapitein van Hitoe en
zijn’ eigen zoon S e b o r i heimelijk naar het gebergte achter
Mamalo , met last om zieh standvastig te houden aan het
verbond inet den Admiraal v a s d e r H a g e s gesloten. De
nood dwong hen naar Banda over te steken , van waar
z ij, aldaar twee Nederlandsche schepen vindende, aan dien
Admiraal in Holland sclireven , denzelven dringend verzoe-
kende zijner belofte gestand te doen. Later gingen ook de
genoemde S e b o r i , met den zoon van den Kapiteiirvan H itoe
, A s g o b b a genaamd , en een hoofd van Noussiavel inet
name L e c a t o d b e s i e , met Javasche jonken naar Bantam om
den genoeraden zeevoogd op te zoeken. Gelukkig troffen
zij hem daar aan , naauwelijks in Januarij 1605 uit Nederland
met 12 schepen aangekomen, en nu spoorden zij hem
aan om met die aanzienlijke magt onmiddellijk, ter verlossing
hunner onderdrukte en naar hunne vrijheid snakkende
landzaten , naar Hitoe te snellen. «
Steves vas der Hages aarzelde geen oogenblik om aan
dit billijk verzoek te voldoen en bondgenooten , zoo trouw
op hem .wachtende , de beloofde hulp toetebrengen, en wer-
kelijk het wasmeer dan tijd. De trotschheid en euvelmoed,
de willekeur en vrijbeidschennis der Fortugezen waren ten
hoogsten top gestegen, en kenden , toen Don F orte do met
het grootste gedeelte zijner magt naar Ternate was ver-
trokken en slechts eene gewone, schoon nog sterke bezet-
ting in het kasteel achlerliet, geene grenzen meer. De Am-
boinezen of Hitoezen hadden nimmer het juk der vreemde
overheersching in die mate getorscht als in die dagen.
Geen hunner kon zieh beroemen zijne vrijheid , veel minder
een eigendom te bezitten. Alles , zoo wel hun leven,
als hunne geringe have> stond bloot aan den moord- en
rooSust hunner onderdrukkers » die zieh niet ontzagen de
yrouwen en dochters, waarop hun wellustig oog viel > op
den weg aan te randen of in de huizen uit de armen hunner
naaste betrekkingen te scheuren, om aan hunne vuige lugten
bot te vieren. Hun inoedwil ging zelfs in dat geval
zoo ver, dat z ij, de wohingen ontheiligende , even als de
Nairos of edelen op de kust van Malabar, hun degen of
geweer voor de deuren nederzetteden , ten teeken dat de
man des huizes het niet wagen moest binnen te treden,
indien hem- zijn leven nog lief wäre. Het anda k a ttjo o r
of het p ig i andjing, ’t welk beide, het eerste in hunne
moedertaal en heflaatste in ’t Maleisch, de voor een’ Ma-
homedaan vooral zoo smadelijke woorden: weg hond! be-
teekenden, lag in der Fortugezen mond als bestorven , en
was vaak de eenige tot eene gewoonte gewordene belooning,
wanneer zij de slagtoffers hunner dwinglandij op de eene of
andere wijze gewelddadig van hun eigendom ontzet hadden.
Het inbrengen van klagten bij den Landvoogd en deszelfs
Raad verschafte hun geen baat; integendeel werden de kla-
gers nog meestentijds bespot en uitgelagchen , en hunne ver-
ongelijkers, onder het een of ander voorwendsel, begun-
stigd. Maar ook de priesters speelden hier eene groote rol
door de oorbiecht» en verbitterde ook al de Amboinesche
Christenen tegen de Portugezen; menig hunner onderging
onverdiend als een raisdadiger de zwaarste en schandelijkste
straffen, door het misbruik, hetgeen die priesters van deze