
zal het niet vergeten en ook gij hadt uwe snaren strenger
en beter moeten spannen , ten einde” . . . .
» Dat heeft hij gedaan, Fameus! Uw Hoog Edelheid I”
riep Dokter B ostics in eens, die onaangediend binnen-
kwarn,—» die gevloekte duivel, die oninensch! — hadde
bet alleen van hem afgehangen, dan zoude ook Saha’s
bloed op het schavot moeten stroomen. Fameus! — maar
het is niet gelukt; — daartoe kon ik nimmer mijne stem
geven, en hield mijne streng zoo vast dat ook de andere
leden toegaven. Ik had nog te veel menschelijk gevoel.
» Wie vraagt u daarnaar, Dokter ? als geneesheer acht
ik u, doch als Lid van den Raad, — wat gaat mij uw gevoel
aan? mijn wil bovenal!” voerde de Generaal hem grimmig
toe.
» Ik hoop toch dat üw Hoog Edelheid zieh zal laten
verbidden. ¿tccipere presstat giwm facere injuriatn. ( 1}
De liefde toch, de liefde alleen verblindde die ongeluk-
kigen en dit is zoo menschelijk. Geen boos opzet om Uw
Hoog Edelheid te beleedigen. Zij koesterden immers het
voornemen om hun’ misstap eerlijk voor het altaar te ver-
goeden en smeekten u om den zegen der kerk. Iinmers
genoeg zijn zij g e s t r a f t genoeg hebben zij geleden door
hunne gevangenneming, onteering, den schrik van het har-
de vonnis. Te veel reeds hebben zij de gevolgen uwer
gramschap ondervonden. — Zij hebben gedwaald, — maar
indien niet dit huis getuige geweest ware van hunne dwa-
ling, zouden zij nimmer aan eenige vervolging zijn bloöt-
gesteld geweest. Laat uwe belofte, eenmaal aan het ziek-
bed van den jongeling gegeven, u heilig zijn! - 0 ! mogt
het vaderlijk gevoel voor Saha , bij wie Gij de plaats van
vader bekleedt, nog eens opwellen! — Uw Hoog Edelheid
( i) ’t Is beter ongelijk te Iijden, dan aan te doen.
heeft hef regt van g ratie,— het is zoo schoon— ?oo edel”
— en Bostius vouwde de handen, en zag smeekende den
Generaal aan, —»te vergevenwanneer gramsohap ons
mogelijk verleid heeft tot eene daad, die ons later zwaar
op het geweten kan drukken. Schenk hun gratie, Uw
Hoog Edelheid !”
» Nooit, Dokter !”
» Het is zoo schoon , Uw Edelheid ! een nuttig» heilrijk
gebruik te maken van dat voorregt, dat Gij alleen • bezit,
dat u naast God plaatst en het lot uwer medemenschen in
uwe handen ste lt, vooral - ’ .
»Dokter!” riep de Generaal verwoeder u i t ;—» nimmer
kunnen zij daarop hopen; gjj weet, ik verspil mijn’ tijd
nooit in onnutte woorden ; —men late mij alleen. — Fis-
kaall zorg, dat de Zaak overmorgen voor den Hoogen
Raad kome, — die möge beslissen.”
En die Hooge Raad vergaderde, — en die Hooge Raad ,
bestaande uit den Opperlandvoogd, den algemeenen bestier-
der van den handel en de vijf Ordinaire Raden van Indie ,
zat op den 5den Junij 1629, des morgens ten 8 ure, aan
de met een prächtig gfoen tapijt bedekte tafel in de groote
vergaderzaal der woning vari eerstgenoemden. Allen zagen
er bedrukt uit en scheuen reeds de zaak te kennen,
welke njen zon behandelen; — zelfs ontglipten aan som-
migen eenige schampere woorden, doch een gestrenge blik
van den gevreesden Generaal bragt hen tot de orde terug.
Statig traden; de' Leden van het geregt binnen. Op den
hem eigen, lijmigen toon las de voorzitter, Pibteb Yiak ,
het vonnis voor en ondersteunde hetzelve door beweegre-
denen, die in menig hart de grootste verfoeijing deden
opwellen. Doch ook hier in dezen Raad—ook hier liet
zieh geene stein der menschelijkheid hooren. Aller blikken
waren naar den Opperlandvoogd gerigt, en zelfs toen de-
ze de zaak in omvraag bragt, durfde geen dier aanwezi