
20e ouct vompcliug trattt (i'.ip.ih.t.
E r waren nu ruim twintig maanden Verloopen, sedert
Toeloecabesie zieh met zijnen aanbang op den Oapaha
gevestigd had, en nog had er niets belangrijks van de
zijde der Nederlanders tegen hem ondernoinen kühnen
worden. De natuur zoo wel als de standvastigheid der
oproerlingen, welke tot op dat tijdstip niet' verilaauwd
was, wierpen even zoo de grootste hinderpalen in den
weg* als de* geringe magt, waarover de Gouverneur
Dehhkr beschikken kon, tot beletsel versterkte om een
spoedig einde te inaken aan een’ opstand , welke * eens
gedempt * ook alle hoop der Hitoezen op hunne maat-
schappelijke vrijheid in bet niet zou doen verdwijnen.
De noodzakelijklieid hiervan bevroedende, zoo had de
Landvoogd dan ook geene gelegenheid laten voorbijgaan
om bij het Opperbestuur van ~ Nederlandsch, In d ie , in
de toen naauw ontluikende, doch later als de schoonste in
Indie geroemde, stad Batavia gevestigd, de dringendste
vertoogen te doen tot het zenden eener buitengewone
versterking, zonder welke, de slepende gang* die de
Ambonsche zaken toen hadden, naar zijn inzien en dat
van deskundigen, nog van langer duur zou kiinnen zijn.
In weerWil echter dier vertoogen, sebeen men te Bata
via geen haast te maken om aan derzelver inhoud te
beantwoorden. Hetzij dat aangelegenheden van grooter
belang het noodzakelijk ruaakten om der Compagnie’s
wapenen eerst naar andere plaatsen te wenden , dan wel *
dat derzelver aanhouden op de hoofdplaats onvermijde*
lijk bleef, uit hoofde der steeds vijandelijke houding,
welke de Sultans van Matarain en Bantam destijds ble-
ven b eh oH d en h etzij, dat de nog immer in Europa
tusschen Spanje en Wederland gevoerd wordende oorlog
( 1) , het overzenden van troepen naar deze gewesten
bemoeijelijkte , zooveel ten minste is zeker * dat de Landvoogd
Demmer langen tijd zijne betrekkelijke wenschen on-
bekroond zag blijven , daardoor verpligt werd naar om-
standigheden te handelen , en zieh te regelen naar de geringe
ter zijner beschikking zijnde middelen.
Dan , afgescheiden van het bovenstaande, moet ook wel
de grootste hinderpaal om zijne zoo dikwerf herhaalde en
niet minder billijke wenschen in deze vervuld te zien *
gezöcht worden, in een der inenschelijke zedelijke gebre-
ken, dat destijds onder de leden van het Opperbestuur
diep ingeworteld was en zulks ten gevolge der regeling
en verdeeling van derzelver werkzaamheden, namelijk eene
overdrevene en gekrenkte eigenliefde. In den boezem van
dat bestuur moet de bron opgespoord worden, en deze
laat zieh gemakkelijk vinden , indien wij nagaan , hoeda-
nig die werkzaamheden onder hen * aan wie de belangen
der Oost-Indische Compagnie in de hoogste rangen waren
toevertrouwd, geregeld werden.
Het Opperbestuur van Nederlandsch Indie bestond destijds
uit den Gouverneur Generaal en Directeur Generaal,
zes ordinaire en zes extra ordinaire Raden van Indie.
Aan de beide laatste rangen werden ook dikwijls de land-
voogdijen der buitenbezittingen vergeven, of omgekeerd,
zoodanige Landvoogden, welke trouw aan hunne verpligtingen
voldaan hadden en die rangen nog niet bezaten, bij hunne
verlossing (Compagnie’s stijl) tot dezelven verheven. Alle
voorkomende zaken werden in rade, waarvan de Gouverneur
Generaal het voorzitterschap in persoon bekleedde,
behandeld, en elk lid had zijne bepaalde werkzaamheden,
( i ) De tachtigjarige oorlog eerst in 1668 door den vrede van
Mu n s t e r geeindigd.
BEEL. - 1 0 .