
3foc(accAl»c0ijc,ö tttieitibc.
D e Eaudvoogd Hemmer z a l, in den namiddng vati
den 25 Julij 1646 , in zijne woning, peinzende over de
hem aanvertrouwde aangelegcnheden , uit te rüsten van
de vermoeijende bczigheden diens dags , welke hem altijd
tot de klokke vier onledig liielden; en zijne gedachten
zwierven rondom den Gapaha, die hem *00 veel tot)eite
brouwdc, toen de luitenant Moeiu.a« zieh onverWachts
liet aandienen en vergunning verwierf om binnen te
treden. De oude was echter niet gemutst over die
komst , want geenszins veronderstelde hij, dat Yeriiei-
dbs reeds zoo spoedig zijnen wil volbragt zou hebben ,
en onwillekeurig schoot liem de vroegere vraag van den
Latoewiloeloe » of hij 00k vliegeu kon ?” in het hoofd.
De ontvangst van den luitenant was derhalve alles be-
halve vriendelijk, en Dümmer graauwde hem toe :
»Zoo! zijt gij daar? Wat komt gij doen ? Zeker u
een weinig te Amboina verlustigen , niet waar? Nu
kapitein Yekheides daar is , denkt gij u wel te kunaen
verwijderea. Maar..............” ,
» In tegendeel,— antwoordde Moereag.— 1 k breng U
goede tijding , Uw Edelheid!”
» Goede tijding—het zal wat schoons zijn —ik ben het
zoo gewoon goede tijding van den Gapaha, waar gij
allen nooit iets uitvoert, te ontvangen- Wat is bet
dan, zeg op?”
» Gapaha is ons, Uw Edelheid!”
» Is ons ? —vroeg Dehmes verwonderd , — wat beteekent
dat, luitenant?”
» Wij hebben heden morgen den berg beklommen en
bet nest van Toeroecabbsie veroverd. Hij zelf is ont-
snapt, doch alles is in onze handou. Kapitein Verhei-
bes zend mij om Uw Edelheid daarvan verslag te doen
en nu gaf hij een aaneerigeschakeld relaas van het voor-
gevallene, daarbij de omstandigheid van Yebhbxdes’e
noodlottige wederviuding zijner dochter niet vergetende,
waardoor het den Landvoogd in eens duidelijk werd«
waar in de oorzaak gelegen had van den zonderling en inborst
diens kapiteins.
Indien het inet D e hm e r ’s k.arakter en ouderdom over-
een te brengen wäre geweest, zoo zoude hij op het
vernemen dier tijding gewis van Vreugde zijn opgespron-
gen — en hij had daartoe wel reden, want de grootste
zorg , die hem kwelde , werd daardoor in. eens van zijn
hart gewenteld ; doch hij bleef kalm en bedaard, ofschoon
hij de opstijging zijner buitengewone tevredenheid niet
geheel kon onderdrukken , en , ten bewijze daarvan , M o e r -
| lag vriendelijk aanzag , en als eene bijzondere gunst twee
vingers zijner regterhand toestak — iets, waarop nog geen
Compagnie’s dienaar, te Amboina onder zijne bevelen
dienende, roemen kon. In dankzeggingen of loftuitingen
verviel hij niet. Hij geloofde zulks onnoodig, dewijl hij
het kloeke gedrag, dien morgen door kapitein Y e r -
h e ib e s en zijne ondergeschikten aan den dag gelegd,
beschouwde uit het oogpunt van gewone pligtsbetrachting,
en als eene handeling, waarvoor de Compagnie hen goed
en wel betaalde. In dien tijd was het gebruik nog niet
in zwang om tot het buitengewone te verhelfen , dat-
I gene, wat gerekend kon worden te behooren onder de
J gewone verpligte daden van den krijgsmansstand , en de
Compagnie bragt der lintfabrijken , ten dien opzigte , weinig
voordeel aan. Mögt het toeval al eens willen , dat ver-
^ diensten , in den waren zin des woords genomen, in
aanmerking moesten komen , dan was bevordering het
loon , of gaarne deed zij in die gevallen eene uitkeering
uit hare kas, groot genoeg om in onze dagen eenige
honderde dapperen gedurende hunnen ganschen leeftijd
2 ' DEEL. 18.
a