
voel, dat wij elkander hier beneden niet meer zullen
ontmoeten — doch daar boyen, daar zien wij elkander
weder, om het loon te sinaken voor onze volharding in
on8 geloof — voor , de standvastige verdediging der vrij-
heid van onzen geboortegrond — vaarwel 1”
En de mannen, die zoo veel lief en leed met elkander
gedeeld kadden — de mannen, 'wier lot als het wäre door
eene hoogere bestemming zoo lang met elkander ver-
eenigd was geweest, schaamden zieh de tränen niet ,
welke de noodloltige dwang dier seheiding hunnen oogen
ontperste, — en die mannen omkelsden elkander lang
en vurig, en op eens al hunne zedelijke krachten inspannende
, lieten zij zieh lo s , wuifden met de hand
elkander het laatste vaarwel toe en stilzwijgend sloeg
elk het pad in , hetgeen, tot bereiking van hun ver-
schillend doelwit, voor1 hen lag.
Iman Ridjaei , gedurende de nachtelijke stilte te
Ceijt aangekomen, ontkwam het zwaard eens wreken-
den vijands door behulp zijner geheime vrienden, die
hem een vaartuig verschaften, waarmede hij eerst naar
Kelang en later naar Boero overstak. Doch ook hier
was hij niet veilig, waarom hij zieh naar Makasser
begaf en zieh stelde onder de beschermiiig van een
vorst van dat land, Pativgaloab genaaind , op wiens
verzoek hij zijne hhikajat tanah ffiloe , waar over
wij vroeger gesproken hebben , ontwierp , welk ge-
schrift op eene gebrekkige wijze naar zijn geboorteland
is overgebragt, toen hij eenige jaren later terug geko-
men was met de Makassaarsche hulptroepen voor den
oproerigen stedehouder van T e rn a te, Kimalaha Ma-
djika , die, het voetspoor zijner voorgangers , Leetato
en Loehoe volgende, den oorlog voerde tegen de Compagnie
en van daar bijstand had verzocht. Dan de ge-
schiedenis zwijgt over zijn verder lot en onbekend is
het, waar Iman R id ja e i ’ s zielloos overschot aan de
aarde werd toevertrouwd.
Toe x okcabksie’s vrijwillige verschijning te Hitoe lama
bragt onder de aldaar toevallig verzamelde Orang kaija’s
eene groote ontsteltenis te weeg. Geen hunner toch had
immer of ooit het voornemen gehad van hem te verraden ,
en allen sineekten hem, diep met zijnen toestand bewogen
, zieh door de vlugt op nieuw aan het lot te ont-
trekken, dat hem te wachten stond. Dan, ziende hoe
onverbiddelijk hij was , braken zij allen te gelijker tijd
met hem op , en vergezelden hem naar het kasteel, om
den Landvoogd zoo mogelijk töt mededoogen te bewegen
en vergiffenis voor den ongelukkige aftesraeeken.
Moedig, met gepasten trots naderde T oeeoecaeesie op
den 19 Augustus 1646 den gevreesden Landvoogd en gaf
zieh vrijwillig gevangen. Zonder laagheid beleed hij zijn
onwrikbaar doel, om de vrijheid zijner landgenooten te
bevechten, den eed die door alle Hitoesche Orang
k a ya ,s tot herkrijging dier • vrijheid op eene bloedige
wijze was gezworen, en de aansporing daartoe, ! welke
hij , zoo wel van hen, als van de kimalaha Ma s j ik a
had ontvangen , doch bekende tevens, dat hij voor de
overmagt had moeten bukken en thans niets vuriger
wenschte, dan als een vreedzaam man, onder de bescherming
der Compagnie, indien hij hare vergiffenis mögt
verwerven, te leven en zieh aan hare dienst toe te
wij den.
De Landvoogd zweeg en geene smeekbeden der zieh
schuldig erkennende en voor zijne voeten werpende
Orang k aya,s vermogten hem eenige andere woorden
te doen uiten, dan de bevelen om T o e e o e c a b e s ie in
hechtenis te zetten en voor den gewonen landraad te
brengen die landraad doemde hem als het hoofd
der weerspanningen ten zwaarde.