
II
J A N P E K E L
2llta*
OF DE
ÜUlattie - Hirms* (l)
jEen verhaal uit het leven van den Gouverneur - Generaal
AN TOS IX KAN DIEMEN.
Hol voort! hol onbeteugeld voort!
Gii wraakzucht , woede , arook en moord.
Maar st! — daar aan de Vierkantspoort,
Daar is een Wreker;
Hoe snood gij ook hebt aangelegd,
Het Yorstenfoon, V toegezegd,
Ontsnapt uw hand—en toch — te r e g t,
Uw straf is zeker 11!
C omplet van een g elegenheids-vers ,
B A T A V I A , Anno 1644-.
In nieuwen a tijl o ve rgeb fa g t.
I.
In het gewoon wachtvertrek aan de vierkantspoort te
B a ta v ia , zat op den lOden Augüstus 1644 de Luitenant
Hkibik Mai, op een hoogen driekanten stoel, in eene pem-
( 1) De Melattie is eene kleine witte welriekende bloem, die aan
een heester groeitvan eenof tweevoet hoogte, en zieh des avonds
ontsluit. Zij verwelkt echter in eenen nacht. W
zendehouding te züchten, terwijl van tijd tot tijd een stille
vloek zijnen mond ontglipte. Hij lennde met den regter
arm op eene kleine eikenhouten tafel, het hoofd in de
hand, of met de vingers den zwarten knevel omkrullende,
welke zijn fijn gebogen bovenlip , versierde. Onbewegelijk
op den met spinraggen behängen zolder starende, streek
hij zieh met de linkerhand den jeugdigen donkerbruinen
baard h la Hanai IT gespitst, of wierp de oegen op een
voor hem liggend briefje, dat zoo. even door een’ slaaf
was toegereikt. De klok had naauwelijks een ure ge-
slagen en het nuttigen van zijn middagmaal scheen hem
niet lang bezig gehouden te hebben. Nog stond het overschot
daarvan op tafel voor hem, hetgeen slechts bestaan
had uit een weinig gekookte rijst op een pisangblad en
een paar sesatties'r van hoendervleesch. Bord, mes of vork
waren niet zigtbaar en een tinnen bierkan en kroes deden
slechts veronderstellen dat zijn drank ten minste uit
krachtiger bestanddeelen was zamengesteld, dan dat mid-
dageten. Maar hierin bedroog men zieh, en wie de klep
van de kan had opgeligt , zoude niets gevonden hebben
dan.... water!— In een’ hoek van het vertrek stond de
sponton of halve piek, destijds door alle oiücieren ge-
dragen , doch het breede rapier met zilveren gevest was
met een’ smallen iluweelen draagband om het onderlijf vast-
gehaakt. Zijne kleeding, in den Spaanschen krijgsmans-
trant van dien tijd , bestond uit blaauw laken met rood
afgezet; een oranje sjerp hing hem over den linker schou-
der, en de hooge hoed, met roode vederen prijkende en
aan eenboord opgeslagen, gelijk ook de zware hartslederen
tot over de gewrichten reikende handschoenen, lagen
voor hem op tafel. Als men hem in die peinzende hou-
ding zag zitten, en wilde afgaan op de krampachtige trek-
ken zijns gelaats, waarin hevige gemoedsaandoeningen te
lezen waren , zoude men hem een’ ruim dertigj.arigen ou