
zieh inet zijnen vriend en lateren opvolger , den Raad van
Indie C orkelis vak der Luk , met wien hij nog in een
diep gesprek over belangrijke staatsaangelegenheden ge-
wikkekl was, naar zijn geheim spreekvertrek, om de beide
zieh aangemeid hebbende personen te ontvangen. Weldra
versehenen zij, en na hunne pligtplegingen afgelegd te
hebben, ontvouwde kapitein V ogel in körte woorden de
oorzaak hnnner korast, als voortvloeijende uit eene zucht
tot voorkoming van groote ongelegenheden voor het land
en de christen-bevolking, welke door een’ op het uitbre-
ken zijn de opstand zouden kunnen geboren worden en ge-
wis den val van Batavia na zieh slepen.
Verbaasd staarden beide hooge personen den kapitein aan
en schenen in het eerst geene woorden te kunnen vinden, om
‘hunne verwondering op die onverwachte noodtijding te kennen
te geven. Doch de Opperlandvoogd, van aard niet
zeer ligtgeloovig , schudde het hoofd en zeide : — » onge-
loofelijk kapitein V ogel ! ongeloofelijk ! —Wie is üw zegs-
man ?”
» Luitenant Mak , die hier voor Uwe Hoog-Edelheid staat,
zal een heter verhaal van al die omstandigheden kunnen
doen , en aan hem zullen wij het te danken hebben , dat
wij niet allen binnen weinige da'gen de slagtoffers van Jak
Pekel’s wraak- en bloeddorst worden.”
»W a t! — van J ak P e k e l— J ak P ekel ; zegt gij !” her-
nam de Opperlandvoogd , — »hij die zoo trouw op Ceilon
gediend en op Amboina bijna mij het leven gered heeft.—
Hij! — ongeloofelijk. — nogmaals ongeloofelijk, en gij zult
wel zeer duidelijke bewijzen moeten hebben om mij te kunnen
overtuigen , luitenant! —zeg op, wat weet gij ?”
»Niet ik Uwe Hoog-Edelheid !—maar Jak P ek e l ’s slaaf
heeft alles aan zijne nicht.
» Dat is waar ook,” viel de Opperlandvoogd half glim-
lagchende en vak der L i jk beteekenend aanziende, in de
reden. — » Gij zijt verliefd op jufvrouw Pekel — Monsr.
Mak -n u begrijp ik het —maar ga voort.”
En nu deed de luitenant Mak een onafgebroken verhaal
van al de tijdingen door Apol van Bantam medegebragt,
en hoe vorder hij kwam, zoo meerder de verbaasdheid van
den Gouverneur Generaal en van zijnen vriend vak der
Lijk ten top steeg. Beiden zagen elkander eene-poos tijds
stilzwijgend aan, doch liepen weldra vol gedachten het
vertrek op en neder, tot dat de eerste op eens stilstond en
eenigzins onthutst uitriep : — » ondankbaar volk ! en hem
heb ik met weldaden overladen, en hem heb ik mijne ach-
ting en vertrouwen geschonken 1 — Nietswaardige ! neen !
uw plan zal nooit gelukken —gij graaft een,’ kuil voor u
zelven, en de koude aarde zal weihaast den hatelijken
man bedekken, die thans ons bederf zoekt en met zulke
vermetele en misdadige gedachten rondzwerft. Immers het
ware onverantwoordelijk eenige lankmoedigheid met hem
uit te oefenen , indien die aantijging gegrond is en zijne
schuld bewezen kan worden, en , daartoe moeten wij alle
mogelijke middelen in het werk stellen. Het heil der Compagnie—
onze pligt vorderen zulks en persoonlijke toege-
negenheid moet daarbij zwijgen. Maar waar bevindt zieh
P e k e l thans? Want sedert eenige dagen heb ik hem niet
gezien , en anders verzuimt hij nooit des morgens zijne opwachting
te maken.”
» In het geheim te Bantam , Uwe Hoog-Edelheid!”
» T Bantam? — dat versterkt uw verhaal luitenant!
en ook thans mijne vermoedens, — hij was in den laatsten
tijd te vleijend en te indringend — maar ik dank U mijne
heeren!” ging hij voort, het woord tot beide officieren
rigtende , » ik dank U voor uwen ijver en opregte mede-
deeling ; ze zullen niet ligtelijk mijn geheugen ontgaan.
Maar ik beveel u , —luister naar mijne woorden, want zij
zijn die van uwen Oppergebieder — ik beveel u geheimhou