
de volharding in het geloof, dat zij van hunne ouders
liadden overgeerfd.
De afstand , dien zij hadden afteleggen, was niet groot en
bedroeg naauwelijks twee uren gaans. Ter halver wege
aan de Waij E la ( I ) gekomen, zette de oudste zieh t
alvorens die rivier te doorwaden (2 ) , op een’ steen neder
en zag zijn’ jongeren reisinakker strak in het gezigt. Deze
bleef voor hem stilstaan , hem even strak aanziende en het
gevolg hurkte op eenigen afstand van hen beiden neder.
Dan ook nu duurde het mokkende stilzwijgen niet langer,
en de oudste, het woord opvattende, riep den jongeren
toe:
» ToEtoECAüisiE! Wat mort ge toch bij u zelven ? Sedert
wij uwe woning op den bergCapaha verlieten, hebt ge
geen woord meer gesprokqn, en toch weet ge, dat de gang,
dien wij doen, van het grootste gewigt is en daarvan de
vrijheid aller Hitoezen afhangt?”
»Wat gaat mij dat aan, Patiwaii? Ik bekommer mij niet
meer om die vrijheid. Genoeg heb ik getoond, dat ik , wan-
neer het gevaar dreigt, niet tot diegenen behoor , welke
stil en rüstig te huis blijven; — maar nu, — neen ! — geen
hand steek ik meer om die vrijheid uit, en mij is het onver-
schillig, wat er van worden möge. Ik heb in het afge-
loopen jaar den Holländers rust en vrede gezworen, en
geenszins ben ik geneigd zoo spoedig mijn woord te bre-
ken.”
»En waartoe. begeeft ge u dan naaar Hitoe-lama7T%\i
( i ) Rivier Ela.
( 2 ) De lezer, vooral hij die nooit I n d i e bezocht, of in het-
zelve binnenlandsche togten gedaan heeft, moet hierbij op den
voorgrond stellen, dat het gebruik van bruggen meestal onbekend
is en men de rivi^ren, om dezelven te kunnen overkojnen, ge-
woonlijk doorwaden moet.
Orang kaija^van Capaha, die zieh zoo zoetsappig öhder-
werpt aan den wil onzer onderdrukkers ? De Tanahkitoe-
metten wacht ons, en hoezeer hij altijd tot dus Verre eene
dubbelzinnige rol heeft gespeeld, thans is hij te vertrouwen ,
wanthet geldt zijne wederverheffing tot kapitein van Hitoc.
En gaan wij hiertoe eens over, dan nadert tevens het uur
waarop wij beslissen zullen, of wij ons met geweld aan het
juk der Holländers ontworstelen, dan wel of wij tot in het
verre nageslacht, — voor eeuwig , — hunne slaven blijven
zullen. En nu mort en wrokt gij , want ik heb het gehoord,
T o k i .o ic a b f .s if , ! hoe; gij onder weg woedend op de tanden
knarstet. — En nu geeft gij voor , dat die vrijheid , waarvoor
gij reeds zdo dikwerf gestreden hebt, u onverschillig is.
Ik kan Zulks niet overeen brengen met de dapperheid, die
gij altijd getoond hebt. Yan waar die ommekeer in uw
gemoed? Wie of wat is daarvan de oorzaak?”
» Gij, Paiiwazi ! gij alleen.”
» Ik! en waardöor?”
» Door uwe weifeling omtrent mijn verzoek om de hand
uwer dochter . . . . . ”
» Om de hand van Sb TibdjaP En heb iku die dan afgeslagen
?”
» Dat wel niet, Patiwaki l maar blijkbaar begünstigt gij
den Latoewiloeloe ( I ) van Poeloet ( 2 ). De ellendeling !
En gij zijt onzeker tusschen mij en dien lafaard, die nog
nimmer een Torana in het hart eens vijands geworpen heeft,—
maar weet h e t! hoe veel achting ik oök voor ü koester,
nimmer zal ik het gedoogen, dat hij , boven mij, de voorkeur
verwerft, en niet ohgewroken zal hij datgene verkrijgen ,
waarnaar ik Zoö vurig verlang. Slechts eenmaal zag ik Sk
■~TZ7X5J?
( i) =§*et eens hoofds.
(a) Naam van een kampong, desiijds aan H it o e ’ s noorderstrand
gelegen.
•> } < *i(=