
so
al de land- en zeeduivels te zamen mögen werken, om
hem te verslinden, dat de aarde hem niet drage , maar
hem verzweige 5 de bliksem des hemels hem verteere 5 de
zee hem doe stikken en in hare golven versuiore; dat 00k
alle ziekten hem aantasten, vooral de melaatschbeid ( 1) ;
ja ! dat zijne eilenden zoo menigvuldig en ontelbaar mögen
zijn, als de hären der katten , —maar zoo wij dit üer-
bond getrouw nakomen, zoo weert alle ongelukken van
ons a f ; laat de stroom ze in zee drijven ,' en ic met
zonnen-ondergang 00k ondergaan, opdat wij spbedig in
vrede en voorspoed mögen leven.”
» Amen ! ” riep T o e io e c a b e s ie , niettegenstaande de in- -
houd van dit gebed zoo strijdig was met zijn geloof.
»Amen, Amen!” herhaalden al de aanWezigen, en
hiermede eindigde eene plegtigheid, die zoo onmenschelijk
begonnen was en het kenmerk droeg dier wreedheid en
ontembare zucht naar bloed, welke den Amböinezen, van
onheugelijke tijden a f, schijnen eigen geweest te zijn.
Opgeruimd werd het overige van den avond nu nog
doorgebragt, — door de Orang katja?* onder het beramen
der verdere noodzakelijke maatregelen tot verdediging
en aanhoudende voorziening van levensöiiddelen van den
Capaha; — door de minderen, onder genoeglijk kouten
en het verheffen hnnner dappere daden; tot dat op een
wenk van T o e lo e c a b b s ib het doffe geluid der gongen en
tifa’s zieh deed hooren, en hij in persoon de tjakalele
begon te dansen en daarin door zijne jonge gasten werd
nagevolgd. De afnemende maan spreidde hare zachte stra-
len over den kroin des bergs u it, en het was in haar
scbijnsel, dat zij zieh voor het huis aan dat voorvaderlijk
vermaak met geestdrift overgaven.
( 1) Deze ziekte wordt veel in de Moluksche eilanden gevom
den.
Woest sprengen zij op de maat dier trommen, dan eens
alleen , dan bij paren, met de bloote wapenen in de hand,
in het rond, in al hunne bewegingen, wendingen en draai-
jingen des ligehäams, den aanval, het afweren of bela-
gen eens vijands trachtende natebootsen; daarbij drie, vier
voeten hoog springende en de torana drillende, indehoog-
te werpende en tevens, zonder ooit te missen, weder op-
vangende, tot dat zij vermoeid en afgemat, onder het aan-
wakkeren van de maat, op den eersten persoon van het ge-
zelschap met een verschrikkelijken loop en met het blanke
wapen naar hem dreigende, aanrennende, voor denzelven
neerhurkten, de wapenen nederlegden, eerbiedig het hoofd
bogen, de handen aan het voorhoofd bragten, en daarna,
hunne wapenen weder opvattende, kalm en bedaard in de
rei der overigen weder plaats namen. Ook de ouderen in
jaren konden de zucht, om hunne rijpere vlugheid te doen
schitteren en bewonderen, niet weerstaan. De dans werd
algemeen en duurde tot aller genoegen voort, tot dat het
eerste hanengekraai verkondigde , dat het geestenuur reeds
was voorbij gesneld. Haastig stonden nu de Orang k a ya ’s
op, omgordden hunne wapenen en spoedden zieh op weg,
ten einde den volgenden dageraad te huis te zijn, waar zij
den ouden C a j o a f verwachteden en dezen geen argwaan
wilden doen opvatten. Alleen de Latoewiloeloe van Poe-
loet werd op een’ barschen toon door P a t iw a s i verzocht,
nog een paar dagen op den Capaha te blijven doorbrengen.
Hoe gaarne ook, durfde hij echter dat verzoek van den held
der Hitoezen niet van de hand wijzen, en vergezelde hem
derhalve naar diens woning, om daar te vernachten, doch
ook daar kon hij zieh nagenoeg beschouwen in dezelfden
toestand te zijn als die van den vorigen nacht, welke hem,
als gevangene in een vochtig hol onder de landpoort van
het kasteel V ic to ria , bijna eindeloos was voorgekomen.