
Zijne kleeding ( want ambtenaren , met eenig gezag belast,
hadden toen nog geen bepaald kostuum, ) was me-
de allerkoddigst; — een groote stroohoed, die in zijne
glansrijke dagen gewoonlijk tot op den neus doorzakte;
een stijve hemdskraag tot onder de ooren en waärin zieh
de kiu verloor; — een wit dasje, twee vingers breed ge-
vouwen, inet een eenvoudig knoopje van voren; — een
jab ö t / . . . . een kort wit vest, naauwelijks de borst
bedekkende; een even kort blaanw greinen buis; een
zoogenaainde lange, maar toch vrij körte, iets beneden
de kuiten reikende wit linnen of blaauw greinen span-
broek; afhangende kousen, en raeestal neergeslofte schoe-
nen ; — ziedaar zijne gewone uitrusting, die hij daarenbo-
ven des zondags verfraaide door het aantrekken van een’
blaauw lakenschen rok met groote, gladde, vergulde
knoopen, hoogen stijven kraag , die den nek verborg,
körte borstlappen en breede tot op de hakken hangende
panden; en als hij dan nog zijnen bril opzette , den stok
met ijzeren knop in banden nam, en statig daarheen
wandelde, zag men werkelijk, het levende afbeeldsel voor
zieh van een oud Oost - Indie - vaarder , die nie1! meer
in het moederland te huis i s , en , even als de bont ge-
schilderde Turk voor den winkel eens Drogists, verwon-
derd alles Staat aan te gapen.
De eerste Luitenant de R . . als toen 23 jaren oud,
hadzijn militaire loopbaan begonnen, als Garde cT honneur
onder het Fransche Keizerrijk , en den laatsten veldtogt
in Duitschland medegeraaakt. Na den vrede, in 1814
in het vaderland teruggekeerd, werd hij als tweede
Luitenant bij de Oost - Indische troepen geplaatst, vertrok
met het tweede bataillon van linie derwaarts en kwam »
kort voor het vertrek naar Ma/casser, bij het vijfde re-
giment als eerste Luitenant over. Jong, sterk en moe-
dig van karakter, was hij, in echten ziu des woords,
een waaghals en het onmogelijke hem onbekeud. Hij had
een middelbare lengte, was tenger van gestalte, en de
blonde krulkop, het langwerpig aangezigt, versierd inet
een open voorhoofd, vurige blaanwe oogen, een. wel-
besneden neus, een licht blond kneveltje op de immer
spotachtig optrekkende bovenlip , en een mond met landen
, waarop zelfs een schoon meisje trotsch geweest
zoude zijn , — gaven hem, bij eene nette zindelijke kleeding
en welpassende uniform, een edel, krijgshaftig voor-
koinen, hetgeen hij in zijnen handel en wandel nimmer
logenstrafte. Niet misdeeld van bekwaamheden en een
gezond oordeel, waren alleen familie - omstandigheden
en zijne jeugdig begonnene krijgsdienst de oorzaken zijner
niet geheele ontwikkeling, hoewel hij overigens als een
knap en kundig Officier kon beschouwd worden.
Zijn driftig gestel berokkende hem wel eens onaange-
uaamheden , en hij was zieh zelven niet altoos meester,
ofschoon hij dikwerf eene groote koelbloedigheid aan den
dag leide. Hij was een goed schütter en een groot lief-
hebber en kenner van paarden, reed als een pop, en
döodde een' groot gedeelte zijns ledigen tijds in den
stal. Zijn lievelingsros was een appelschimmel, een vu-
rig beestje, een. JBimanees van den echten tuk, sterk
;en met eene breede borst, niet groot maar stevig op
de beenen, - die in iijnheid geene wederga vonden, hin-
nikende als hij zijn’ meester zag, en dartelend en speiend
hem uren verre dragende, zonder vermoeid te worden
; in een woord: een juweel van een paard!
De Chirurgijn der derde klasse R . . . . . , die volgeus
militair gebruik ook Doctor R . . . . . genaamd werd, deed
naauwelijks zijn’ eersten stap in de wereld, en was niet
weinig verwaand op zijnen titel, het welk zijner jeugd
wel te vergeven was, daar hij höogstens 18 jaren teilen
konde. — Kort en dik van gestalte, met een wezen blo