
u
der dom gegeven, doch zieh tevens vergist hebben , daar
hij naauwelijks 24jaren had bereikt. — Ofschoon een ffa t-
temer van geboorte , hadden evenwel de vermoeijenissen der
oorlogen op Ceilon en, in het Bantamsche ,• waarin hij
vroeger ruitnschoots deelde , en het aanhoudend kruisen
in de gedurig door de bevolkingvanlaatstgenoemdrijkver-
ontruste Bataviasche ommelanden , hem eene bruine kleur gegeven,
die veel toebragt orn hem bejaarder te doen voorkomen
dan hij werkelijk was. Eenegoede opvoeding genoten hebbende
en uitfatsoenlijke ouders gesproten zijnde, hadden echter hun
vroegtijdig verlies en eene harde behandeling zijner voogden ,
hem op een’ 16, jarigen ouderdom het hazenpad doen
kiezen, waarna hij zieh te Amsterdam als soldaat in
dienst der Edele 0. .1» Compagnie verb ond» Zijn goed ge-
drag, zijn moed in verschillende gevallen gebleken, en
zijne bekwaamheden * hem eene spoedige bevordering be-
zorgd hebbende, droeg hij de achting zijner meerderenweg
en was zelfs bij den Gouverneur Generaal vab Diemeb zeer
gezien ; en wezenlijk , wanneer men hem, met zijn ftjn
besneden gelaat en welgemaakte doch tevehs fiere houding,
voor zijn wachtpeloton zag staan, kon men hem hetvoor-
regt niet ontzeggen , van een der. schoonste mannen van
Ba ta via te wezen , die niet weinig indruk maakte op het
gemoed van menig meisje. Doch hij was blind voor aller
bevalligheden en had reeds eene keus gedaan. Yan haar
dan ook,.die geheel zijne liefde bezat, was het briefje
gekomen, waarvan wij zoo e ven melding maakten en het-
geen zijne woede ten top scheen te doen klimmen, hoewel
er niets anders in stond dan : — » Het is zoo — wees voor-
zigtig — van avond meer. Uwe Abba !” Doch deze wei~
nige woorden waren genoegzaam om hem , in eens opsprin-
gende en den stoel krachtig achteruit werpende, met den
gebalden vuist naar den zolder, te doen uitroepen: — »Dan
zij God hem genadig, als dat waar is. ” —
SS
» En wat moet er waar zijn , Hebbik ? ” vroeg de zacht
binnengetreden en sedert eenige oogenblikken achter hem
staande kapitein van ’t Kasteei, Vogee , welke den stoel
bijna tegen de scheenen kreeg, en wel drie voet zij waarts
sprong. •—» Wat moet er waar zijn, vriendlief?
Luitenant Mab keek onthutst op, haastte zieh het briefje
te verscheuren en zeide : — » niets— Hopman! niets!
■ » Mets !—:en gij zijt zöo onthutst Hebbik? nu, ik zie
het al, — liefdegrollen, —■ minnebriefjes, •— maar. pas op en
trek het u niet te sterk aan. — , Gij weet de aanhouder
overwint, en hebt gij eens een blaauwtje geloopen, door
dat Abba’s oom u geen goed hart schijnt toetedragen 5 ge-
loof mij, de oude Pekel zal wel eenmaal tot inkeer körnen
en gewillig u het huwelijksjuk— he, ik rii er van
helpen opleggen. Hij is een' looze vos en gij schijnt hem
gewis nog geen te goede pärtij voor zijne nicht y.— maar
wacht vriendlief! nog één stap in bevordering en de kapitein
zal den ouden welkom wezen. — Geduld dan Heb-
,uk ! _ ofschoon ik niet begrijp waarom gij zul.k een
haast hebt om u die verduivelde last, — doe als ik — à
la manière du pays— en gij leeft onbezorgd. Yerd . : . .
gij laat mij maar staan en praten zonder te antwoprden
-en vraagt niet. eens of ik niet wat drinken wil. Gij
zijt een siecht gastheer, Hebbik ! voor uwe verliefdheid ,
waart gij veel guller. Dat is al een van die Maartsche
buijen die de liefde medebrengt. — Onverschillig, traag ,
onbeleefd, härdhoorend, de lieve hemel weet/vyat niet al, —
he! wat zegt gij? — een vaderlandsche dronk op uw beider
gezòndheid? van harte gaarne Hebbik!” en hij tastte
naar de kan, doch zette ze weèr neder toen hij den klep
opligtte om zieh in te schenken. »Bah!” ging hij vooi/t —
»hoe droog 00k mijn verhemelte is — water vind ik overall
ik dacht dat het bier was, vriendlief 1 — maar ik
bemerk,” en hierbij sloeg hij de oogen beteekenend op.