
lende belooft. Hoe streelend moet bet niet root’ u zijn,
dat vertrouwen te genieten en beschouwd te worden als
de eenige. toeverlaat in den hoogen nood,; waa'rin ons
volk verkeert ?”
» En gij dan?” antwoordde T o e e o e c a b e s ie half glimlag-
chende. »Maar ikweet dat gejuich op deszelfs waren prijs
te stellen. Anders klinkt bet wanneer wij staan tegen
over de musketten der JVederlanders, of als de scherpte
banner glinsterende lausen en zwaarden ons in de oogen
blinken. Andere toonen worden er gehoord, wanneer
wij tegen de dood en verderf brakende monden van hun
geschut moeten instormen, en zij die zieh nu zoo lui-
de doen hooren, die onder deze vreedzame inenigte thans
het hardste schreeuwen, zijn dan meestal gelijk aan het
hert, dat rüstig in eene stille vlakte grazende, op het
minste geritsel de ooren spitst, de vlugt boschwaarts
neerat en zieh onder het dikste gebladerte verbergt. Mijn'
vertrouwen op de standvastigheid en zielskracht onzerland-
genooten wordt door al dat ijdele betoon eener plotselinge
geestdrift niet grooter, en ik wil het aan den tijd overlaten
om te ondervinden , welke vruchten zij dragen zal.”
» Wijs gesproken, mijn zoon !” hernam Patiwari eenig-
zins teleurgesteld, » maar wees niet zoo luidruchtig. Gij
verheft uwe stem te^ veel en indien zij het hoorden
vervloog gewis al hunne hoop op ons. Doch hoe dit
pok zij, laatstleden nacht hebben wij beloofd nog eene
poging te zullen aanwenden om het volk tot een’ stap
te bewegen, die het deszelfs vrijheid kan doen herwin-
nen en bedenk, welk eene belooning voor uw edel hart, indien
wij gelukkig slagen en die vrijheid verwerven mögen
door u , die daartoe vroeger zoo bereidwillig de
hand geleend heeft. Laat u door het verledene niet
afschrikken, en zorg slechts dal^ onze landgenooten niet,
aan u beginnen te twijfelen.”
§ÖI
» Geen nood, PAiiwAii! de oudste zoon mijns vaders,
Wien hij den naam van Tobeoecabbsie gegeven heeft,
zal hem in het graf geene schände aandoen. Reken op
mij äls het oogenblik daär zal zijn.”
» Goed zoo ! maar zwijgen wij thans stil % en laten wij
onzen ouden gastheer afwachten , die zeker spoedig ver-
schijnen zal.”