
II.
Toen in het jaar 1816 de hooge Kommissie, door er»
van wege den Koning belast inet de overname der bij
het Weener Congres aan ons vaderland teruggegevene ko-
lonieen, die door den oorlog in banden der Engelschen
gevallen waren, te Batavia was aangekomen, voerden
de laatstgenoemden een’ feilen krijg met den koning van
B on i, welke, hoewel op Makasser zelf door hunne
magt geslagen , zieh meester had geraaakt van vele Gou-
vernements-landen, en zieh, immer onrustig blijvende,
gevestigd had in de nabijheid der buitenposten dier bezit-
ting, zoodat deze dikwijls gevaar liepen van overrompeld
te worden. Het was dus, otn zieh te spoediger van de-
zen knellenden landpost te ontdoen , dat het Engelsch
tusschen-bestuur er bij die hooge Kommissie op aandrong’
om het eerst Makasser en onderhoorigheden over te ne-
men; en eer nog de Tiederlandsche vlag op nieuw hare
kleuren op Java ontrolde, stevende reeds Zr. Ms. linie-
schip, de Admiraal Evertzen, derwaarts, aan booi'd
hebbende den Oud-Raad van Indie C h a s s e , als Gouvernements
Kommissaris voor de overname, benevens den
Luitenant-Kolonel B i s s c h o f f , aan het hoofd van 400 man-
schappen van het toenmalige 5de regiment infanterie van
linie, alien Europeanen, met de eerste expeditie uit Nederland
gekomen, gelijk ook een klein detachement ar-
tillerie. De voor Makasser bestemde Gouverneur, Tile-
u r s K r u i t h o f , volgde op eenen kustvaarderf en onmid-
delijk na de aankomst werden de buitenposten bezet,
eerst M a ro s, daarna Boelalcomba; en het was naar
laatstgenoemde plaats, dat zieh in September 1816 op
praauwen inscheepten de Heer H benoemd Resident
(een tite l, die echter later door djen van Civiel
gezaghebber vervangen is) , de lste Luitenant de R . . .
als Kommandant, en de Chirurgijn der 3de klasse R .
vergezeld door een veertigtal Soldaten van het 5de regiment,
en een dertigtal eener, in der haast te Makasser
opgerigte, zoogenaamde inlandsche Compagnie, te za-
mengesteld uit eenige zieh daar bevindende Europeanen
, Makassaarsche Christenen, Amboinezen en Si-
p a y e r s , die uit Engelsche dienst tot ons overgingen :
aUen bestemd om de bezittingen te Bonthain , Boela-
komba en Saleyer uit te maken. Ook de jeugdige,
naauw cen. en twintigjarige lste Luitenant, R u h ie vox
L e lir x s t e r r , maakte den togt mede, als belast met de
opname van het militair materieel dier plaatsen; doch
weinig dacht hij toen , dat slechts zes maanden later zijn
laatste uur zoude slaan. Zieh badende in de rivier van
Maros , sleepte hem een kaaiman in de diepte, en eerst
zes dagen daarna vond men zijn lijk verminkt terug.
Te Toppejava (eenige mijlen bezuiden Makasser) aan
wal gezet, ging de togt verder over land door het pas
bevredigde landschap Torethea, en daar men nog niet
Veel staat kon maken op de vredelievendheid der strand-
volken, zoo bevond zieh de Makassaarsche oppertolk
T .............. een lange , magere, vrij donkerkleurige boonenstaak,
die veel invloed op den inlander bezat, en te
paard reed zoo regt als een amfioenpijp ,c met ongeveer
500 Goarezen te paard , te Toppejava, om de troepen
te vergezellen en bij onverwachte overvallen te hulp te
wezen. De marsch duurde drie dagen eer men Bonthain,
de. eerste garnizoensplaats, bereikte, en het was een
treffend gezigt, deze kleine kolonne, raeest te paard en
met den in deze landen zoo gewonen en grooten nasleep
van vrouwen, kinderen en koelies, het bergachtig Torethea
te zien doorkruisen; maar vooral het bij troepen ,
op hunne vlugge paarden, meest alle vurige schoone