
heesche, immer nog door den neus gaande stem» bem
toeriep :
»Wat is het, Luitenant? Wat is het toch? Kommandant!
waarom zoo boos? Bedaard ! bedaard ! wat is
er gebeurd?”
» Mijn paard is gestolen, Resident! mijn schimmel.”
»Wat! een paard gestolen? welk? mijn bruintjö mis-
schien ? Sebmah ! Siemaf ! Apa koeda mera masing a-
d aP % (1)
» Neen voor den d . . 1, mijn schimmel » zeg ik, Resident!
is weg, en ik verlang hem terug, al zoude ik
geheel Boelakomba en Terang-terang en Kalakonko
er bij plat schieten, verbranden en het onderst boven
keeren, mijn paard zal terug komen of ik z a l ”
»Bedaard, Luitenant! bedaard; ik heb het iminers
van nacht al gezegd: Patent weer om paarden te stelen
;—maar man! gij wordt nooit gelukkig. Ik heb wel
zonderlinger dingen in dit land zien gebeuren, en als
gij eerst een twintigtal jaren door de Oost-Indische zon
geblakerd zijt, dan zult gij wel wat minder driftig worden
, en dat zal uw ziel en ligchaam beide goed doen ;—
kom man! daar is vooreerst niets aan te doen, en
ik w il. . , . .
» Maar geef dan raad, Resident! geef dan raad, en
kom beneden!”
» Neen Kommandant! dat niet; het is mij te warm,
maar komt gij boven , dan zullen wij eens de zaak bedaard
overleggen ; ik begrijp eigenlijk niet regt wat gij
hebben wilt, want ziet gij » weg is weg, een axioma,
vriendlief! en het dier zal toch de wereld wel niet uit-
loopen, ten minste niet verder dan zijne vier beenen
(r) Salamon! Salamon! is het bruine paard er nog?
hem dragen kunnen; gelooft gij dat ook niet Luitenant?”
en inet den trok hij zijn hoofd terug , en men kon hoo-
ren aan het geritsel en het geschuif der stoelen , dat hij
zijne oude zitplaats weder hernomen had.
Teen de Luitenant boven kwam, zat dan ook onze
Resident in sarong en kabaija geinakkelijk en half in
een gezakt in zijnen stoel ; voor hem stond de Dokter ,
die, zoo even uit de veeren ' gekropen, beiden ver-
wonderd aanstaarde, niet kunnende ' begrijpen wat er
te doen was;* en achter hem een jongen met' een’ kop
verfrisschende thee, dien hij echter over den schouder
aanzag en afscheepte met eèn » Tramau — n anti
d h o l o (¡1)
» Wat dunkt u , Dokter ; -— vroeg hij den Esculaap, —
zoude ik ook iets gebruiken? ik ben niet lekker.” (2)
» Wel ja, waarom niet?—antwoordde deze, zieh in
de beteekenis en zin misgrijpende, en verblijd dat hij
zijnen mortier eens zoude kunnen gebruiken ; — ik ga da-
delijk naar mijne Apotheek en zal u wat rhabarber-
pillen ”
»Rhabarberpillen!!! hm! Hartelijk dank, Dokter !
wtd verpligt! ik ken mijn gestel beter dan gij, en als
gij, even als ik, ruim twintig jaren door de Oost-Indische
zon geblakerd zult zijn en vele zonderlinge dingen in dit
land hebt zien gebeuren, dan zult gij met uwe rhabär-
berpillen ook wel wat spaarzamer worden, en de onder-
vinding zal u wel leeren dät een bittertje,— Slbmajt !
kassi sopie p a h it (3j , — de • menschen veel lekkerder
:CO Ik wil niet—wacht nog wat.
Bene Indische uitdrukking, waardoor men te kennen wil
geven, dat men zieh niet wel of onpasselijk gevoelt.
C3) ?al ampn( geef een bittertje.