
toorn, Uw Hoog Edelheid! inaar op mij die alleen de schuld
draag harer schände. Reeds laug beminden wij elkander;
reeds lang koesterden wij liet denkbeeid en hadden het st eilige
voorneinen opgevat, uwe en uwer geinalin’s toestem-
ming tot ons huwelijk aftesineeken, toen h et vuur des oor-
logs mij te midden inijner wapenbroeders riep en daardoor
het uitstellen van dat verzoek noodzakelijk werd. — Nog
was zij niet gevallen. — Nog stond zij rein daar voor het
oog des hemels en der menschen. —Maar smartelyk waren
voor haar de uren * die zij doorbragt zonder mij te zien»
zonder mij te kunnen ontmoeten. Uw Hoog Edelheid kent
het deel, dat ik in den hevigen strijd op den 20sten September
nam; — hoe * gelukkig ik was in persoon den zoon
van den Tommongong Boebaksa neer te veilen ; doch duur
moest ik dat geluk koopen. Eene diepe borstwond bragt
mij aan den rand des grafs, kluisterde mij aan mij ne leger-
stede, en verwijderde mij gedurende twee lange maanden
van haar» die dag en nacht» naast God» mij ne eenigste gedachte
was. — Het uur des wederziens was ons noodlottig. —
Ik vond haar alleen. Yerrukking, liefde» zuivere liefde
straalde uit hare oogen; de eenzaamheid» de vreugde > de
bedwelining onzer zinnen verblindden ons, — wij vergaten
ons zelven; doch ook in dat rampzalig oogenblik— in dat
wränge liefde-unr, wierpen wij ons demoedig ter aarde>
smeekten God en Uw Hoog Edelheid om vergeving, riepen
den Almagtige tot getuige van den heiligen band, die ons
voor zijn alziend oog veree nigde, en zwoeren elkander
eeuwige trouw! Stoot ons niet van u af» Uw Hoog Edelheid!
schuldig maar berouwvol smeeken wij om uwe toe-
stemming tot ons huwelijk, om onzen jeugdigen misstap te
vergoeden. Laat haar» die voor uwe voeten kruipt en die
gij als een kind bemind hebt» niet te vergeefs op uw rae-
dedoogen hopen; stört hem niet in het verderf» wien gij
eens beloofdet een vade rte zullen zijn- Onvergetelijk i»
mij het oogenblik» waarin Uw Hoog Edelheid zieh verwaar-
digde mij aan mijn ziekbed te bezoeken» miju’ betoonden
inoed te prijzen > en beloofde mijn verder lot ter harte te
Kpllen nemen. Dat oogenblik is daar» Uw Hoog Edelheid !
matig uwe gramschap en zegen hen, die u als uwe kinderen
beminnen, als hunnen vader eeren zullen en dankbaar zieh
imgmaals aan uwe voeten werpen» overtuigd» dat gij hun
dien zegen, die vergeving niet onthouden zult!”
Geen spoor van aandoening kwam op het strakke gelaat
van den Opperlandvoogd; zijne blikken waarden gramsto-
rig in het ronde. De lange magere regterarm hief zieh
¡wngzaain in de hoogte, en met den in de hand beknelden
Staf van kommando .op de knielenden wijzende, riep hij
iiog eens, even verwoed als te voren, u it: » Neen!
geene vergeving—geen zegen--geen huwelijk—maar wraak—
wraak voor de schände mijns huizes — voor de geschonden
eer mijns persoons! Bij God zal ik het verantwoorden.—-
Hellebardiers! neem hen gevangen — Fiskaal! doe uw’
p|igt!” — en haastig verwijderde hij zieh uit hun midden.
Hgpe Hellebardiers sprongen to e , knevelden de ongeluk-
kigen en leiden hen naar de gevangenis. Meesmuilende eu
innig vergenoegd lagchende volgde de Fiskaal, doch de
Dokter, op wien dit tooneel een’ diepen indruk achterliet,
schoot hem op zijde en fluisterde hem in het oor: » Fameus!
Satan! gij hebt uw doel bereikt, maar denk er
om, dit oogenblik zal u nog eens op het geweten branden
als het vuur der helle, waar gij t’huis behoort, be-
grijpt g e, Fiskaal! Fameus!”