
sterk ophalende, ( het inlandsche küssen) , op de hem
vriendschappelijk toegestokene regterhand van Se Tiedja’s
pleegvader, en riep: — » vergeving! edele Patiwasi ! ver-
geving ! ik heb u miskend en verdien niet, dat ge nog
günstig over inij oordeelt. Maar zie ik inijnen wen sch
verwezenlijkt, dan zult ge een’ dankbaren pleegZoon aan
mij hebben, op wien ge rekenen kUnt en die u in nood
of gevaar nooit verlaten zal Altijd zal ik-. . .
» ’t ls w e l!” viel hem P atiwasi in de rede.— » ’t Is wel,
mijn zoon ! — leer uwe hartstogten bedwingen en oordeel
nimmer voor gij alle zaken goed en grondig kent. Yer-
volgen wij nu onzen weg , want het is meer dan tijd
en TT alcthoe Lohor ( 1) reeds lang voorbij. Men wacht
* ons voor A ssa r (2) te Hitoe-lama.
En de reizende groep stelde zieh weder in beweging.
Gezamenlijk wierpen zij zieh in de W^aij E la , doorklief-
deri , met hevig vooruitslaande armen en door het te gelijk-
tijdig even zoo hevig achter uitslaan der zamen getrokke-
ne beenen, de door den feilen regen gezwollene golven
dier rivier ; vervolgden daarna hnnnen marsch en kwamen
ongeveer ten 3 ure ’s middags te Hitoe-lama aan , waar
reeds dnizende oogen naar hen rondzagen en menigeen aan
hunne komst wanhoopte. Yan hoeveel belang dit oogen-
. blik voor velen was , kon men duidelijk nagaan uit het
( i ) Het Mahomedaansche biduur ten i. ure, des middags.
(a) Het biduur ten 4 ure, ’s middags. De Mahomedaansche
tijdverdeeling van den dag regelt zieh, als over het algemeen
noch zonne noch uurwijzers kennende of bezittende, naar de tijd-
stippen der in den koran bevolene biduren, welke zijn Soeboe
bij het aanbreken van den dag; — L 0 h o r , iets meer dan deszelfs
midden; van A s s a r wanneer de zon op 4500 declinatie. Staat,
M e g h r e e b bij het ondergaan der zon, en — als het geheel
donker is geworden.
luide gejuich, dat onder de menigte opsteeg, toen onze
beide beroemde Hitoexen in het midden der honderden op
hen wachtende landgenooten versehenen en minzaam de
Salams (1) beantwoordden , die hun zoo hartelijk Werden
toegebragt.
Patiwasi, die, gedurende zijn’ woeligen levensloop,
te veel ondervinding had opgedaan om nog eene hooge
waarde te hechten aan al dat gejuich en gejubel, en
geenszins eenen zoodanigen prikkel behoefde om zijne reeds
zoo bekende vaderlandsliefde nog meer te ontwikke-
len en zijne zucht tot handhaving der godsdienstvrijheid
te vefhoogen, doch even zeer bewust was, dat een
jeugdig gemoed, hetgeen nog ten volle voor eerzucht
vatbaar was, gelijk dat van Toeloecabesie, niet weinig
door die openbare bewijzen van achting en vertrou-
wen gestreeld moest worden, achtte het daarom niet
ondienstig, vooral met het oogmerk om bet waas van
neerslag tighe id , dat in de laatste uren den verliefden
Orang haija van Capaha geheel omgeven had, te verdrij-
ven, zijne aandacht daar op te vestigen en iluisterde hem
om die reden in :
» Ziet gij? Hoort gij, Toeioecabesie? welk een gejuich
om onze verschijning, welk eene algemeene vreugde bij
onze aankomst! Een klaar bewijs dat men slechts op
u hoopt en gij alleen het vertrouwen inboezemt, hetgeen
dat arme volk zoo noodig heeft om de toekomst aan
te staren;—eene toekomst die hun niets dan slavernij en el-
( 1) Groeten. Het Mahomedaansche groeten bestaat in de beide
handen open, met het vlak naar binnen, tot aan. het voor-
hoofd te brengen onder eene ligte buiging van het ligehaam
en het uiten der woordej. Salam al aikoem, waarop het
äntwoord luidt: Al aikoem Salam, met dezelfde handeling
vergezeld gaande.
l e DEEL. . 7 .