
mädoe (1) te hebben. Maar onze karakters verschillen.
Gij heit over tot stille huisselijke rust; — ik daarentegen
schep genoegen in het woelige en zou onzen ecbtgenoot
met vreugde op een slagveld volgen. Onbewust is bet mij,
wat daarvan de oorzaak is ; — of het de zoo dikwerf in
inijn vaders huis gehoorde verbalen van de dapperheid on-
zer voorvaderen zijn, die zulk eene onwederstaanbare
neiging tot handtering van wapenen in mij doen opwellep;
dan w e l, of het een gevolg is der droomen mijner jeugd ,
die mij nu soms nog overvallen, wanneer ik mg eerst ver-
beeld in eene zachte huisselijke verbinding met onze vijan-
den te staan, doch op het laatst niet dan bloed-taferee-
len , honderde hunner door onze landgenooten verslagene
lijken om mij z ie , zeker is het, dat ik in mij eene roe-
ping gevoel, om met inannenmoed de ons omringende ge-
varen te trotseren. Stellig heb ik dan ook besloten met
T o e io e c a b e s ib in leven en dood, lief en leed te deelen.
Wie hem te na komt zal ondervinden wat eene vrouw vermag
, die het leven van hären man op prijs stelt en welke
God en zijn Profeet de kracht geschonken he>eft, om als
de omstandigheden zulks medebrengen, zieh niet lafhartig
achter het weefgetouw te verschuilen , maar als eene ge-
tergde leeuwin zieh dapper te midden der grootste geva-
ren te werpen > om hem te beschermen > dien haar het Op-
perwezen tot hären echtgenoot heeft beschoren.”
A lm ik a kende het vaste, reeds van kindsbeen af vaak
opgewonden karakter van Sb Tiedja en zweeg. Laatst-
genoemde bleef echter onafgebroken op de deur turen, ge-
reed om op het minste geritsel daar buiten, hären man
ter hulpe te snellen. Middelerwijl hadden de overige vrou-
wen, vooral de jongere, het reeds opgewekte, zoo vaak
tot koddige tooneelen aanleiding gevende, lattaschap der
( i ) Medevrouw. Veelwijvcrjj.
oude vrouw nog meer voedsel gegeven door trekkebekken»
het wijzen op hare meesteres en , terwijl zij haar een stuk
hout toeschoven» het nabootsen der behandeling eens zwaards.
Onmiddelijk begon zij daarmede te manoeuvreren als met een
tamboeka en aller lachspieren waren druk in werking, tot
dat door het geschreeuw en het gerucht buiten’s huis, Sb
Tibdja opvloog, de deur met geweld openstootte, en zieh
met opgeheven zwaard, te midden der menigte wierp, waar-
in zij, zoo als wij gezien hebben , trouw door de oude
vrouw gevolgd werd > die daarbij haar houterig wapen wel
degelijk op het hoofd van den Poeloeter deed neerkomen.
De rust in het vrouwenvertrek was spoedig, ook zon-
der de bemoeijing van Toeiokcabbsib, hersteld. In weinige
Woorden gaf Patiwaax aan de anders zoo bedeesde Sb Tiedja
zijn ongenoegen te kennen over hare voor eene vrouw
te mannelijke handelwijze. Schaamtevol vlood zij in hare
paniein (kamer) , ontlastte haar vol gemoed door een
vloed van tränen, doch herhaalde tevens bij zieh zelve
den eed van Tobiobcabbsib te midden zijner gevaren nimmer
of ooit te zullen verlaten.
Even zoo gelukte het ook ras, om in het vertrek der
mannen de vorige bedaarde stemming te doen herleven.
E e nm a a l de oorzaak van het rumoer bekend zijnde, zoo
gaf die meer aanleiding tot scherts en jokkernij , dan wel
tot ernstige gedachten en de oude lattasche vrouw had er
het hare toegebragt om die stemming te verhoogen. De
Latoewiloeloe was ook werkelijk meer door den schrik be-
vangen, — de vermoeijenissen van dien dag en des vorigen
hadden hem te veel aangegrepen en uitgeput, om hem
bestand te doen zijn tegen een’ onverwachten aanval op
zijn bekkeneel, dat anders vrij wel gehard was en een
stootje kon verdragen, — en het was eer hier aan toe te
schrijven, dan wel aan den slag zelven of diens gevolgen,
dat hij bewusteloos op den grond was neergezegen. Wei